Angst en morele ontregeling
Het leven van Jane en de verhalen van Paul Bowles
A Little Original Sin The Life and Work of Jane Bowles door Millicent Dillon Uitgever: Holt, Rinehart and Winston, 464 p., f33,05 Importeur: Van Ditmar
De tere prooi door Paul Bowles Vertaling Michiel Vincent Uitgever: Pranger, 200 p., f29,50
Ed Schilders
Jane Auer Bowles leefde van 1917 tot 1973. Truman Capote heeft haar het schattigst beschreven, ‘met haar dahliahoofd van kortgeknipt krulletjeshaar, haar wipneus, de gekte in haar ogen die glanzen van het kattekwaad, haar uiterst originele stem (een hese sopraan), haar jongensachtige kleding en het figuur van een schoolmeisje, haar enigszins manke manier van lopen...’
Capote is ook een bewonderaar van Jane's werk, hoe gering dat ook van omvang is - één roman, één toneelstuk en enkele verhalen - vanwege haar ‘subtiele begrip van excentriciteit en het unieke in de mens’. Carson McCullers, Alice Toklas, Alan Sillitoe en Harold Pinter hebben haar de hoogste literaire lof toegewuifd. Tennessee Williams verviel zelfs tot pure idolatrie toen hij in zijn Memoirs schreef dat hij haar beschouwde als ‘de grootste schrijver van onze eeuw in de Engelse taal’, een opmerking die meer zegt van Williams als lezer dan van Bowles als schrijfster.
De laatste tijd lees ik regelmatig dat het werk van Jane Bowles ‘veronachtzaamd’ en ‘verwaarloosd’ is. Afgezien van het bovenstaande is dat ook in meer feitelijke termen al vijftien jaar een achterhaald idee dat alleen maar uit de frasendoos gehaald lijkt te zijn omdat het zo eenvoudig en vooral ook zo interessant is om ‘miskende auteurs’ af te stoffen en voor nieuw te verkopen. Two Serious Ladies, Jane Bowles' enige roman, dateert uit 1943, werd in 1965 en 1979 in Engeland herdrukt en kon door Amerikanen gevonden worden in The Collected Works uit 1966 dat naast de roman ook haar enige toneelstuk In the Summer House (1953) bevat plus een handjevol verhalen. Een iets uitgebreidere herdruk daarvan onder de titel My Sister's Hand In Mine dateert uit 1978. Zo'n schrijfster is niet ‘veronachtzaamd’. Integendeel. En critici die zich in deze beroepen op geringe verkoopcijfers zijn niet alleen onverstandig, maar bovendien lichtelijk snobistisch.
Jane Bowles
Paul Bowles, geboren 1910, Jane's echtgenoot - hoewel niet in de burgerlijke zin - is veel produktiever geweest dan zijn vrouw. Vijf romans, evenveel bundels verhalen en drie bundels gedichten, twee reisboeken en een autobiografie. Met betrekking tot de verhalen schreef Gore Vidal in een iets te geroutineerde inleiding bij The Collected Stories dat Bowles ‘slechts weinig gelijken kent in de tweede helft van de twintigste eeuw’. Vidal legt niet uit waarom hij dat vindt en ik zal hier ook niet uitleggen waarom ik dat niet vind - al bewonder ik veel van Paul Bowles' verhalen en zijn eerste roman The Sheltering Sky - aangezien zulke uitspraken van Vidal, en hierboven van Williams, wellicht in het Guiness Book maar niet in de literatuurkritiek thuishoren. Een criticus is geen disc-jockey.
Een derde idee dat de kritisch bedoelde propaganda ter attentie van het echtpaar Bowles ontsiert, heeft betrekking op de thematiek van hun werk. Voortrekster in deze in ons land is Christel van Boheemen. In haar artikel over Jane in Literair Paspoort (298) vertrekt ook zij vanuit de ‘onderwaardering’ waarna ze op de hoopvol bedoelde maar onjuiste gedachte stoot dat de miskenning van toen en de waardering nu in wezen op één en dezelfde factor zijn terug te voeren: ‘Het literaire buitenbeentje (niet zo'n elegante aanduiding voor een schrijfster met een stijve knie, ES) van de jaren veertig en vijftig lijkt de gevoelens van de jaren tachtig te vertolken.’ Vandaar natuurlijk al die herdrukken in de jaren zeventig.
In een artikel voor de Volkskrant herhaalde de schrijfster dit idee zo onopvallend mogelijk, nu met betrekking tot Paul Bowles: ‘Paul Bowles is niet erg bekend bij een breder publiek (...) Wat exotisch en sensationeel leek toen Bowles' romans verschenen, blijkt nu aangrijpend omdat het een problematiek beschrijft die heel dicht bij huis ligt: de decadentie van de Westerse cultuur...’
Het onderliggende idee - het Jules Verne-syndroom - is de luiste der luie kritische toverzinnen: ‘Zij Waren Hun Tijd Ver Vooruit.’ Ik geloof niet in die tijdmachine die het werk van Jane en Paul Bowles nu pas op volle sterkte leesbaar zou maken. Het zou betekenen dat hun boeken afhankelijk zijn van ‘de gevoelens’ van een generatie lezers en de ‘decadentie van de westerse cultuur’. Afgezien van de vraag of de waarde en de betekenis van een literair werk ooit juist beoordeeld kan worden op basis van zulke gegevens, is het duidelijk dat de psychologische processen, die Jane en Paul Bowles ieder op hun eigen wijze beschreven, zich totaal aan een dergelijke actualiteit onttrekken. Gezien deze overwegingen en gemeten deze wanhopig-kritische stand van zaken lijkt het onmiskenbaar dat Jane en Paul Bowles nu even weinig, en zeker niet beter of kritischer gelezen zullen worden dan ooit tevoren.