Karl Marx
Vervolg van pagina 23
weglaten. Hoe vat men een oeuvre samen dat even veelomvattend als onvoltooid en brokkelig is, en bovendien voor een belangrijk deel pas tientallen jaren na de dood van de auteur gepubliceerd, zodat het nauwelijks meer is los te wikkelen uit de talloze interpretaties die het in de loop van de tijd gekregen heeft, interpretaties waarvan de maatschappelijke invloed niet zelden omgekeerd evenredig was met het intellectuele gehalte? Hoe vat men, anders gezegd, de Cheshire Cat bij de staart?
De verleiding moet groot zijn in zo'n boekje de orde te suggereren die in werkelijkheid niet bestaat. Dat kan bij voorbeeld door ontstaansgeschiedenis, tegenstrijdigheden en duistere plaatsen te negeren en los daarvan een bevattelijke en overzichtelijke presentatie te geven van de leer van Marx in zijn verschillende onderdelen, alsof die in zijn geheel uit de lucht is komen vallen. Dat de imposante bouwval zo vervangen wordt door één of meer van de maquettes die ervan in omloop zijn, wordt er dan kortheidshalve niet bijgezegd.
Tromp kiest een andere aanpak, al is de tekst op de achterkant van zijn boekje daar misleidend over: ‘Deze studie brengt niet de zoveelste interpretatie van wat Marx werkelijk heeft gezegd, maar biedt een zo feitelijk en nauwkeurig mogelijke beschrijving van leven en werk,’ staat er. De auteur kan dat onmogelijk hebben bedoeld. Hij kiest juist wél voor een interpretatie, hij komt daar duidelijk voor uit, en hij kiest haar zo dat Marx zelf, de omgeving waarin hij werkte en de ontstaansgeschiedenis van zijn werk voortdurend in beeld blijven.
Bij Tromp is Marx in de eerste plaats de schepper van een politieke theorie, met een kern die religieus geladen is: de verzoening van de mens met zijn wezen. Dat kwam van Hegel, maar achter Hegel schemert het verhaal van zondeval en verlossing dat niet alleen in het christendom, maar ook in andere religies in een of andere gedaante te vinden is. Marx zoekt de verlossing op aarde, en ontdekt de weg daartoe in de verborgen wetten van de natuur. Vervolgens probeert hij voor dat inzicht woorden te vinden: eerst in de taal van de Duitse filosofie van zijn tijd, dan in die van het gangbare socialisme, ten slotte in die van de in hoog wetenschappelijk aanzien staande, Engelse ‘political economy’. Aan het eind van zijn leven aarzelt hij of hij het zal proberen met de taal van de toen moderne natuurwetenschappen; die laatste vertaling wordt na zijn dood door Engels volvoerd.
Tromp impliceert hiermee dat de centrale visie van Marx, de beslissende flits van inzicht, al heel vroeg present was, min of meer als een openbaring ‘aan woorden voorbij’. Dat zou kunnen verklaren waarom hij steeds naar nieuwe onvolmaakte formuleringen bleef zoeken, en anderzijds waarom zijn werk, ook het niet voor publikatie bestemde, nergens een spoor van twijfel vertoont. In al zijn denken en handelen, hoe inconsequent hij soms ook lijkt, toont hij de onverzettelijke nederigheid van wie niet namens zich zelf spreekt, maar namens een waarheid die hem nu eenmaal geopenbaard is. Engels mag dan meestal de schuld krijgen van de promotie van Marx tot heilsleraar, hij beschikte daartoe wel over het juiste materiaal. Hij kende Marx trouwens uitstekend.
Deze psychologische kant van zijn eigen benadering wordt door Tromp niet uitgewerkt; het gaat hem vooral om een inleidend overzicht van Marx' werk in het kader van zijn leven. Tromp kan goed uitleggen, zoals onder andere blijkt uit zijn behandeling van befaamde breinbrekers als de hegelse dialectiek en Marx' worstelingen met de meerwaarde. Maar zijn essay stijgt door de markante aanpak ver uit boven de deugden van de inleiderspedagogie. Het zet aan tot nadenken en prikkelt in zijn gefundeerde eenzijdigheid tot tegenspraak.
Misschien zou het nog aan overtuigingskracht hebben gewonnen als het iets genereuzer was geweest. De levendige irritatie van Tromp over Marx als mens, en het feit dat zijn aanpak als vanzelf meer licht doet vallen op de tekortkomingen dan op de verdiensten van Marx, samen met de in Nederland gebruikelijke essayistennorsheid in zijn overigens fraaie strakke stijl, zorgen voor een laatdunkend effect. De waarderende en bewonderende opmerkingen die hier en daar in de tekst te vinden zijn, krijgen er iets plichtmatigs door. Dat mag natuurlijk, maar ik vermoed dat Tromp het niet zo bedoeld heeft, en dan is het jammer.
■