Sleutelzinnetjes
Een Engels gelegenheidsboekje is Marx: the First Hundred Years (Fontana pocket), samengesteld door de bekende Marx-biograaf David McLellan. Het is een titel die impliceert dat alle hier aangeduide moeilijkheden overhoop worden gehaald. Marx ná honderd jaar, dat kan nog wijzen op een evaluatie die zich tot de grote man en zijn werk zelf beperkt. Honderd jaar Marx belooft een beschouwing over de onvoltooide en onoverzienbare discussie die sinds zijn dood rondom hem heeft gewoed. Om het nog wat ingewikkelder te maken bestaat het boek uit zes lange artikelen, waarin zes befaamde geleerden achtereenvolgens de aspecten cultuur, geschiedenis, sociologie, politiek, economie en filosofie behandelen.
Dat levert verschillen in aanpak op die meer te maken hebben met de aard van de auteurs zelf dan van de disciplines die zij vertegenwoordigen. Tom Bottomore over sociologie en Victor Kiernan over geschiedenis zijn zeer Britse en vrijzinnige marxisten die heldere - en uiteraard enigszins overlappende - overzichten schrijven met betrekking tot hun vakgebied, daarbij kritiek op de meester en zijn diverse generaties volgelingen niet schuwend, maar toch hoopvol eindigend, kennelijk in de overtuiging dat het marxisme nog net iets minder gebrekkig is dan wat zich verder aandient. Ernest Mandel over economie doet zich ook nu weer kennen als een wat saaie, maar duidelijk uitleggende schoolmeester, die al bijspijkerend Marx' gelijk als econoom blijft bepleiten. Maar het meeste plezier beleefde ik aan Raymond Williams over cultuur.
Als ergens het marxisme een dans van duizend engelen op de punt van een naald is, dan is het hier. Marx zelf heeft in heel zijn enorme stapel gepubliceerde en ongepubliceerde werken misschien één bladzij aan de rol van de kunsten gewijd, en niet veel meer aan de rol van ideeën. Niettemin - of misschien juist daardoor, hoe zwijgzamer het orakel hoe groter de vrijheid van de uitlegger - is de marxistische theorievorming op het gebied van de cultuur tot duizelingwekkend ingewikkelde verfijning gekomen. De meest moderne marxistische varianten uit Frankrijk en Duitsland zijn zeer cultureel, en bovendien in de mode aan de universiteiten. Zelfs in het weinig tot fervent theoretiseren geneigde Nederland weet een linkse student gewoonlijk niet beter dan dat literatuursociologie en marxistische literatuurbeschouwing zo'n beetje hetzelfde zijn.
Wat doet Williams nu? Hij wuift dat allemaal weg, keert terug tot die luttele sleutelzinnetjes bij Marx zelf en legt die onder het vergrootglas. Na zin voor zin zorgvuldig te hebben overwogen komt hij tot de voor de hand liggende conclusie dat Marx letterlijk genomen weliswaar gevaarlijke onzin zegt, maar dat je met zijn woorden heel goed uit de voeten kunt als je er niet te zwaar aan tilt. Er volgen nog wat interessante opmerkingen over de organisatie van de culturele produktie, en dan is het uit. Geen van de beroemde cultuurmarxisten wordt met name genoemd - daarvoor moeten de lezers in andere bijdragen terecht. Raymond Williams kan zich deze ironische aanpak veroorloven omdat hij zelf in dat rijtje vooraan zou horen te staan, als de term marxist daarvoor tenminste ruim genoeg zou worden opgevat. Boeken als The Long Revolution zijn baanbrekend geweest op het terrein van de cultuursociologie omdat ze steunden op empirisch onderzoek en niet op marxistische scholastiek.
In Nederland leek de oogst aan Marx-boeken in dit jubileumjaar schraal te worden. Eind vorig jaar kwamen De liefdesgedichten van Karl Marx (Heuff) op de markt; een onweerstaanbaar grappig hebbedingetje voor linkse jongelui, moet de uitgever gedacht hebben, want van enig literair of ander belang is die jeugdpoëzie niet. Ik zou er niets op tegen gehad hebben als de Nederlandse vertaling in dit tweetalige uitgaafje niet zo erbarmelijk slecht waren geweest.
Verder is er een curieus boekje van Theun de Vries: Marx, de politieke emigratie (Querido). De ondertitel is Een voorpost in Londen I, zodat we blijkbaar nog ten minste een deeltje te goed hebben. Dit deeltje blijft in ieder geval steken in een causerie over de ruzies van Marx met zijn medeballingen. Aardig materiaal voor een roman, maar dan wel ruw materiaal. Lijn zit er niet in en de visie van De Vries op hoofdpersoon en bijfiguren is volstrekt conventioneel. Het is een raadsel wat de anteur met dit boekje heeft beoogd.
Dat is geen raadsel bij het evenmin omvangrijke boek dat in Nederland toch nog voor een goed jubileumjaar heeft gezorgd. Het heet kortweg Karl Marx (Boom), en het is geschreven door Bart Tromp. Het is in verschillende opzichten een briljant boekje, maar dat ligt er niet dik boven op. Pas na een flinke onderdompeling in de Marx-literatuur besef je hoe goed het eigenlijk is.
Voor wie bij zo'n overvloed aan materiaal een kort en min of meer als inleiding bedoeld boekje wil maken, is het probleem niet wat hij zal opschrijven, maar wat hij moet
Vervolg op pagina 29