Boeddha
‘...was ik geboeid door het boeddhisme de eerste zin van Boeddha's leer “Alle met zintuigen begaafde wezens lijden” zo zit ik hier meer dan veertig jaar en heb mij verkruimeld over alles wat zintuigen heeft d.w.z. over alle verschijningsvormen daarvan de mensen de dieren de planten de wind het licht en de duisternis en bouwde verwantschappen op die mijn ziel meer en meer zijn gaan bevolken d.w.z. met medewerking van mijn lichaam en ik ben vol geraakt en mij zelf kwijtgeraakt dacht ik tot ik merkte dat met alles in en om mij en dat verenigd ik toch altijd weer zat als ik zat en ik veel met mijzelf zat en tot de ontdekking kwam dat de eenwording en de extase die daarmee gepaard gaat mij niet uit mijzelf hief integendeel mij mijn zelf meer en meer duidelijk maakte zelfs begrensde binnen het onbegrensde dat ik omhelsde zoals ik vroeger zou hebben gedaan met een vrouw en ik merkte dat er niets werd opgelost dat ik nog steeds zit en dat wel te midden van miljoenen die honger hebben en uit hoofde daarvan ook zitten...’
Bert Schierbeek, tekening van Siegfried Woldhek
De ellende van anderen als een beperking van het onbegrensde, machteloos mede-lijden als een noodzakelijk, persoonlijk verweer. Onmiddellijk op de hierboven geciteerde schuldbekentenis volgt één van de varianten op de titel, die als een refrein door het boek speelt:
denk ik: blaffen geblazen
Je kan met wat in de buitenwereld aan hondse ellende plaatsvindt niet blijven zitten, je moet er van binnenuit op reageren, in alle beperking het antwoord niet schuldig blijven.
De eerste gebeurtenis die om zo'n reactie vraagt is de dood van de vader, die op hoge leeftijd sterft in het ABC (Algemeen Bejaarden Centrum). Veertig jaar lang heeft deze onafhankelijke, rechtzinnige kindervriend als onderwijzer lesgegeven in het abc, het werktuig van zijn schrijvende zoon, die uit Amerika naar hem toe reizend beseft dat de onbegrensde mogelijkheden van de taal uitmonden in het bejaardencentrum.
Blijken het motto van het boek, Les chemins perdus mènent tous à la mémoire uit de Heraclitorismes van Marcel Mariën, produceert Schierbeeks Franse buurman nog steeds een stroom van sappige levenswijsheden, maar in Binnenwerk is de boer toch niet de belangrijkste aangever. Als zodanig functioneert de vader, wiens beeld voortdurend opduikt in de volgende stroom van menselijke lotgevallen. Hij is de verbindingsman in de stoet van Groningse en Amerikaanse doden, waarmee de schrijver zitten blijft. Na de vader lijkt mij de beeldhouwe Harry Bertoia, die bij monde van zijn weduwe, geïnterviewd door Tom Johnson van Village Voice, tot leven komt als de maker van de sonambients (ruisende rietstaven van ijzer) het sprekendste voorbeeld:
I have the feeling that I am in a very sacred place, zegt Tom Johnson daarvan.
Een andere, ditmaal levende woordvoerder is de beiaardier van de campus in Ann Arbor, luisterend naar de onwaarschijnlijke naam van Percival Price. Van hem komt de belangrijkste variant op de correspondentie tussen buiten en binnen:
een klok is een afgeknotte kegel