De Generaalse door Dirkje Kuik
Het was een generaalsdochter - hoe kan ik het anders schrijven - die zo tegen mijn tiende jaar mijn kinderziel bezette.
Ze kwam regelrecht uit zes in zwaar karton gebonden deeltjes aanlopen en drukte haar stempeltje op mijn linkerbovenarm, waar vrouwen, geboren voor 1929 het merkteken van de koepok dragen.
Natuurlijk waren er wel meer literaire helden en heldinnen die ik bewonderde op deze leeftijd, want ik las me stuk, maar ze bleven toch meer steken in het plaatje, ik aapte ze soms na, maar van identificatie was geen sprake.
De generaalsdochter echter, ik schreef het reeds, drukte haar stempeltje op mij, zij kreeg er deel aan dat ik uitgroeide tot een romantisch, onbetrouwbaar, humeurig trots oud wijf, een dwaallichtje, een afgescheiden vrouw.
Wie was de schepper van mijn onvergetelijke Oost-Pruisische? Ze werd in 1913 ontworpen door de schrijver Walter Bloem. Wat zij aan schoonheid kreeg, miste de auteur geheel. Een jaar of wat geleden kwam ik een foto van hem tegen in een oude letterkunde-geschiedenis: ‘Das goldene Buch der Literatur’. Het bleek een aardslelijke Wilhelmiaanse blaaspoep te zijn met puilogen, egelhaar, een poging tot een keizerlijke puntsnor. Het prototype van de onderdaan.
Hij was het die de zes rammelende deeltjes oorlogsgeschiedenis 1870/71 schreef, doorspekt van Duitse bloed-en-bodem eer, waarin mijn heldin toch zo fraai figureerde.
Zes delen, twee onder de titel ‘Het ijzeren jaar’, twee ‘Volk tegen volk’ genoemd, en twee die de naam ‘Smeden der toekomst’ op het kaft droegen: Nederlandse uitgave, ‘De Haan's groene boeken’. Ze waren inderdaad mosgroen de kaften.
De Generaalse
Tekening: Dirkje Kuik
Het zesdelige drama begint in de badplaats Ems ten tijde van de beruchte Emser depêche. Wie niet weet wat de depêche te betekenen heeft moet de geschiedenis van de Frans-Duitse oorlog er nog maar eens op nalezen, ik ken de bloederige historie uit mijn hoofd.
Iedereen is aanwezig: Vorst Bismarck, de Pruissische koning, de Franse gezant Benedetti; maar ook een oude cavallerie-generaal à la Bücher, met zijn beeldschone jonge dochter; en haar neef luitenant George von Barkonow, hoe Baltisch, aan wie mijn heldin beloofd was.
In het gevolg van de Franse gezant bevindt zich nog graaf de Perçeval, militair attaché, galant officier, een vrouwenjager bij uitnemendheid.
Ondanks de naderende oorlog vergeet de generaalsdochter haar neef en wordt smoorverliefd op de Perçeval; ze valt voor zijn verleidingskunsten 's avonds achter een rozenhaag.
Het moest iets geweldigs zijn, begreep ik toen ik deze passage las, heerlijk verleid worden achter een rozenhaag bij avond, weerloos in de armen van een onstuimige Franse graaf, jawel al op mijn tiende jaar deugde ik niet.
Mijn moeder was trouwens ook dol op de passage.
Ik wil nu kort zijn.
De generaalsdochter bekent haar liefde voor de Perçeval aan haar vader. Hij slaat haar in het gezicht, noemt haar een hoer en verstoot haar.
Neef von Barkonow vergeeft haar in stilte en blijft hopen. De Oorlog breekt uit, iedereen vertrekt haastig naar het front, mijn heldin als verpleegster in een veldlazaret. Tijdens het beleg van Straatsburg ontmoet ze de Perçeval opnieuw: hij wordt zwaar gewond haar lazaret binnen gedragen. Voor hij de kraaienmars blaast trouwen ze in het geheim. Dan volgen er vier delen krijgsgeschiedenis, hoogst spannend beschreven. In het laatste deel, het behandelt o.a. de veldslagen aan de Loire, wordt Von Barkonow eveneens oorlogsslachtoffer. Ook hij komt in haar veldhospitaal terecht.
Stervend vraagt hij haar ten huwelijk. Ze belooft hem eeuwige trouw en hij verlaat de wereld in haar armen, een glimlach om de lippen. De emoties van deze generaalsdochter, haar onzinnige romantische waarheid, schoonheid, haar koppigheid, ik heb ze nooit vergeten, ze werden me een klein maar lichtend voorbeeld. Waarin schuilt de grootheid van een vrouw: ze kan verleid worden door een Franse graaf en zelfs geluk schenken met een leugen!