Ansichtkaarten van liefde en dood
De verhalen van Jeroen Brouwers en de ontrafeling ervan
Verhalen en levensberichten door Jeroen Brouwers Uitgever: De Arbeiderspers, 267 p., f32,50
Tegendraadse schoonheid Over het werk van Jeroen Brouwers door Jaap Goedegebuure Uitgever: De Arbeiderspers, Synthese, 98 p., f21,50
Rudi van der Paardt
‘Deze bundel ontstond op instigatie van anderen, niet in de laatste plaats van mijn uitgever, die het wenselijk of zelfs “nodig” zeiden te achten, dat er zoiets als een “overzicht van mijn verhalenproduktie” voorhanden zou zijn.’ Aldus Jeroen Brouwers in het nawoord van zijn nieuwe boek Verhalen en levensberichten, dat een keus bevat uit Het mes op de keel (1964), De toteltuin (1968) en Klein leed (1977), aangevuld met autobiografische fragmenten uit zijn diverse essaybundels.
Ook uit Brouwers' verdere toelichting blijkt een zekere distantie met name tegenover de verhalen, die, in vergelijking met de succesvolle romans uit de jaren zeventig, kennelijk van mindere kwaliteit worden geacht. Er zullen waarschijnlijk weinig lezers zijn die dit oordeel willen aanvechten - dat neemt niet weg dat deze uitgave heel welkom is, en wat mij betreft zelfs vollediger had mogen zijn.
Brouwers' debuut, door critici heel verschillend beoordeeld, is al jaren onvindbaar en komt ook in deze (mooi gebonden) bundel niet meer voor, met uitzondering van het verhaal ‘Thijmen Hoolwerf’, dat na bewerking trouwens in De toteltuin was beland. Jammer vind ik het dat het verhaal ‘Orpheus’ is verdwenen: de Orpheus-thematiek is de rode draad door Brouwers' werk geworden en het spoor terug loopt nu dood. Uit De toteltuin is het titelverhaal, eveneens tot mijn spijt, geschrapt. Het is misschien niet een erg sterk verhaal, en het leunt in zijn thematiek ook wel wat aan tegen ‘Ego vir’, uit de weinig bekende bundel Klein leed (in zijn geheel herdrukt), maar het is met zijn terugblik op de geprolongeerde jongensjaren van de verteller/schrijver op zijn minst vanuit biografisch oogpunt interessant. Het slot, met zijn herhalingseffecten, kondigt bovendien de superieure stilist Brouwers aan:
Jeroen Brouwers, foto Eddy de Jongh
‘De wind rukt aan mij. Op het lichaam onder mij begint de modder te koken. Niets is er meer dat mij beheerst, tenzij dit. Niets deert mij meer. Laat mij waaien in mijn huls van warmte. Laat mij waaien. Mij, rietpluim, laat mij waaien.’
Met de overige verhalen uit De toteltuin kan echter nu een nieuwe generatie lezers kennis maken. Daar zitten juweeltjes tussen als ‘Oom Igor’, ‘Veldbloem, een distel’ en, voor mij het hoogtepunt, ‘De bruid’, een ‘personaal’ verteld verhaal over een schizofrene jonge vrouw en haar seksuele ervaringen, dat dezelfde indringende kracht heeft als Roman Polanski's film Repulsion. Van de drie verhalen uit Klein leed heeft vooral ‘Mikado’ het onmiskenbare Brouwers-stempel, met zijn combinatie van de motieven eenzaamheid, onbegrip en dood. Verhalen en levensberichten eindigt met ‘Et in Arcadia ego: Zang voor mijn haan die dood is’ (eerder afzonderlijk verschenen in een bibliofiel uitgaafje), een moderne variant van een klassiek type elegie, maar tegelijkertijd ook een ode op de paradoxale krachten van het schrijverschap.