Jorge Luis Borges
Dennett en Hofstadter, de twee samenstellers van The Mind's I, zijn respectievelijk filosoof en computerkundige en hebben allebei op dit vakgebied gewerkt. Ook zijn ze er allebei van overtuigd dat Turing gelijk had, of in ieder geval bijna, en het boek dat ze hebben geschreven kan niet anders worden gelezen dan als een poging om iets van die overtuiging over te brengen. Dit gebeurt niet, of niet uitsluitend, door middel van het soort argumentatie dat gebruikelijk is in de filosofie. Het boek is een collage van korte verhalen, puzzels, gedachtenexperimenten en wetenschappelijke publikaties, waarin haast alle onderwerpen worden aangesneden die met het verschijnsel bewustzijn te maken hebben. Wat is het bewustzijn? Hebben andere mensen er ook één? En dieren? Zo ja, waar bevindt het zich dan en hoe ontstaat het? Zou een bewustzijn ook in een machine kunnen ontstaan? Deze laatste, en in The Mind's I meest centrale vraag, heeft Hofstadter het mooist gesteld: ‘Is the soul more than the hum of its parts?’
Qua opzet en stijl zijn de verschillende bijdragen even uiteenlopend als de eenentwintig schrijvers die vertegenwoordigd zijn, waaronder Borges, de geneticus Dawkins, Stanislaw Lem, en Turing zelf. In sommige stukken is het de bedoeling verwarring te stichten bij iedereen die er naïeve meningen op na houdt, in andere worden de opvattingen van Dennett en Hofstadter op suggestieve wijze weergegeven. Iedere bijdrage wordt gevolgd door een bespiegeling waarin het verband met de rest van het boek expliciet wordt gemaakt.
Douglas R. Hofstadter
Borges opent de rij met een fragment uit Labyrinths, ‘Borges and I’, waarin hij vertelt over zijn gevoel twee personen te zijn. De één is een gevierd kunstenaar over wie de andere leest, thuis in zijn krant. Het is Borges onduidelijk wie ‘Borges and I’ heeft geschreven. Hier blijkt dat begrippen als ‘zelf’ en ‘bewustzijn’ te groot en te dichtbij lijken om ze te kunnen overzien en te bekritiseren. Waarschijnlijk daarom wordt gepoogd in dit eerste gedeelte van The Minds I aan deze té vertrouwde begrippen een vreemde bijklank te geven, zo iets als er gebeurt wanneer een of ander woord steeds wordt herhaald. Aan wélke Borges was de herkomst van zijn stuk onduidelijk?
In ‘On Having No Head’ wil D.E. Harding ons ervan overtuigen dat er precies één bewustzijn is, namelijk het zijne. Dit past in de discussie over het bekende ‘problem of other minds’. Niet alleen zou er geen zekerheid bestaan dat anderen kleuren en zintuiglijke indrukken hetzelfde ervaren als jezelf, bij voorbeeld dat ze bij het aanschouwen van een roos dezelfde donkerrode kleur zien in plaats van iets dat je zelf groen zou hebben genoemd. Er zou zelfs geen zekerheid zijn dat anderen überhaupt iets zien, ervaren of voelen.
Hardings essay dient als inleiding voor Turings ‘Computing Machinery and Intelligence’, dat in zekere zin een alternatief biedt voor dit solipsisme. In de praktijk hebben we niet zoveel problemen met het aan een ander toekennen van een bewustzijn en van de bijbehorende gedachten en emoties. We doen dit automatisch wanneer alles wat die ander zegt en doet in de belangrijkste opzichten op ons eigen gedrag lijkt. We nemen aan dat als iemand stil is en zijn wenkbrauwen fronst, hij ergens over zit na te denken. Als hij na enkele minuten opstaat met een tevreden blik dan