ongeluk dat zijn dochter Martje treft. Daar heeft hij ook wel redenen voor, al ‘had hij het immers niet zo bedoeld’. De minuscule oorzaak van het drama: in de kerstvakantie organiseert hij voor zijn dochter een lift naar Italië. Ongewild drijft hij zo Martje in de armen van zijn ex-collega Leo, de professor van hierboven. ‘Geile gore studentenneuker,’ denkt Martijn, die expres niet meerijdt, maar zich te laat realiseert aan welk gevaar hij Martje aldus heeft prijsgegeven. Zijn ongerustheid blijkt niet overdreven, want de labiele Martje laat zich onderweg, op eigen verzoek, door Leo de weldaad bewijzen van een seksuele inwijding (‘een sacrale plechtigheid,’ vindt Leo, ‘een sobere mis aan het menselijk noodlot’). Ze verliest haar zorgvuldig opgebouwde evenwicht als Leo één keer neuken wel voldoende opoffering vindt. Het lot, met ook dit keer weinig fantasie, beslist dat zij met verbijsterende snelheid haar moeder achterna rept. Van deze Lisa had Thomas zijn kinderen nooit durven vertellen dat ze aan depressies leed die in een gelukte zelfmoord eindigden. Aan Martjes fatale daad gaat nog een wraakactie vooraf op Leo's mooie Volvo, maar het echte vermorzelen moet toch aan hogere krachten dan die van Martje worden overgelaten.
Marijke Höweler
Een echt noodlotsdrama alzo, in een voorstelling van moderne opzet. Maar omdat Höweler mikt op de tragikomedie, zit er ook nog een tot het einde gedragen zwangerschap (van Martje) tussen, die aanleiding geeft tot een doopplechtigheid als in een Italiaanse film, waarbij Leo, met het meeste gevoel voor sacrament, zich in wit pak de sterrol toeëigent. De intrige is ook nog vernuftiger dan mijn samenvatting doet vermoeden. Er is bij voorbeeld eenheid van plaats, tijd en handeling. Centrum van actie is een drie-etage woning in Amsterdam-Oost. ‘De trap’, in de persoon van de bovenbuurvrouw van Martje en Martijn, mevrouw De Bruin, bemoeit zich niet alleen met de arme vrouwtje van beneden, dat die professor uit Buitenveldert, die pooier, met een kind heeft laten zitten. Op één hoog woont Wouter Kalk, ‘die z'n eigen helemaal verwaarloost’.
Ook hij heeft mevrouw De Bruins warme belangstelling. In beide gevallen wordt haar medeleven vooral gevoed door goudgerande dromen over een ruimere behuizing. Voor Wouter en Martje rijden de ziekenauto's af en aan in de Blasiusstraat (‘Hebben we een probleempje?’ vroeg de agent, ‘zijn we een beetje overstuur?’), en ze komen, o wonderlijk toeval, in dezelfde inrichting terecht. Die is redelijk overbemand met psychologen vol ideeën over een andere aanpak, en zal ongetwijfeld iets als ‘De schutsluis’ heten, maar die grimmige naam was al gereserveerd voor het verpleegtehuis van Wouters demente moeder, in het eerste hoofdstuk. Ook meneer de Bruin heeft een komische rol. Zijn voorstelling van het geluk heeft de gestalte van een badkamer in rose reliëf, voor een paar duizend te veel door hem te installeren bij Leo, in Buitenveldert.
Soap-opera? Jawel, maar Marijke Höweler heeft een perfect talent voor het genre. Zo zijn de conversaties tussen Jan de Bruin en zijn maat Sjef pure Koot en Bie. Echt leuk is ook haar parodie op het universitaire milieu (‘onze werkplek, eigenlijk’; ‘het keuzevak komt te vervallen’) en de therapeutenbusiness (‘de randvoorwaarden van de communicatie’; ‘cliënt heette dat toen nog, maar we leefden nu inmiddels in de harde aanpak’). Haar schamperheid in deze zaken doet vermoeden dat ze oud zeer te verrekenen heeft, het zou me verbazen als zij niet dezelfde is als Marijke Höweler-Van Dalen, co-auteur van een geprogrammeerde instructie gedragstherapie met de opbeurende titel: Hulp in de buurt; gedragsverandering door non-professionals. Ook is te merken dat ze geoefend heeft: van haar verscheen in 1964 een verhalenbundel, Tranen van niemand, verhalen die zich wél in de oudvaderlandse traditie van het naturalisme laten indelen. Wat ze niet helemaal weet te ontwijken is meligheid, de titels van de uiterst snelle hoofdstukjes lijden daar een beetje onder - afgekeken van The Serial? Nu ja, niemand is volmaakt, wel?
■