Seksuele kleptomanie
A history of erotic art is bijna tweehonderd grote pagina's vol van dergelijke met gevoel voor humor beschreven geschiedenissen, van Sodom in de late zeventiende eeuw tot Histoire de l'Oeil van Georges Bataille in 1928. Alle beruchte werken en auteurs - Cleland, Sade, Nerciat, Walter en Mirabeau - zijn aanwezig, maar terecht beperkt Kearney zich in zulke gevallen regelmatig om voor minder bekend materiaal plaats te maken.
Wat er nu precies bewaard gebleven is in andere dan bibliografische of literair-historische termen, daarover laat Kearney zich helaas te weinig uit. Natuurlijk, het is niet zijn bedoeling geweest de werken als socio-, psycho-, of zelfs seksuoloog te onderzoeken, maar met name in zijn behandeling van omstreden auteurs als Sade en Restif de la Bretonne's Anti-Justine houdt hij zich zelf opvallend op de achtergrond. Ander materiaal, zoals het ten onrechte aan de Earl of Rochester toegeschreven toneelstuk Sodom, een politieke satire met Koning Bolloxinion (een voorvader van Jarry's Ubu Roi), Koningin Cuntigratia en hofdame Fuckadilla, of antiklerikale werken als L'Histoire de Dom B., krijgen nauwelijks aandacht waar ze van wezenlijk belang zijn: als politieke satire, als laster van Rome. Want dat blijkt er bewaard te zijn gebleven, niet de tableaux vivants in den vleze die je ook op de, overigens heel aardige prenten kunt zien. Op het leerboek van de Karna Sutra is al eeuwenlang geen aanhangsel geschreven. Het gaat hier om merkwaardige ideologietjes als die van Sade; om erotomanie als ideaal; om majesteitsverkrachting en de haat voor de zwartrok.
Kearney beschrijft wat er verloren ging, wat er bewaard is gebleven en vooral hoe het bewaard kon worden. Wie wil weten waarom het verdwijnen moest, zal elders te lezen moeten gaan. Bij Roger Thompson, bij voorkeur, die aan de hand van erotica het seksuele, maar ook het politiek-seksuele klimaat van de zeventiende eeuw in Engeland onderzocht. Zijn boek, Unfit for Modes Ears (1979, Macmillan) bewijst hoeveel een goed lezer driehonderd jaar later nog kan ontdekken omtrent de systematisch verzwegen ideeën over voorlichting, huwelijk en prostitutie, maar ook over seksualiteit in relatie tot het geloof, de aristocratie en de geneeskunst. Over al die ideeën en gevoelens dus die zich ergens tussen schaamte en zelfbevrediging bevinden.
In onze tijd, waarin de seksuele kleptomanie - ook wel de behoefte aan partnerruil genoemd - verheven is tot het hoogst bereikbare in seksuele vrijheid, en waarin schaamte het enige taboe schijnt te zijn, in zo'n tijd hebben erotica en pornografica veel van die extra dimensies verloren, werden ze louter schaamteloosheid. De Kearneys van de toekomst zullen hun positie radicaal moeten wijzigen om zich bezig te houden met het tegengestelde van clandestien schrijven en uitgeven: de commerciële exploitatie, seksualiteit als multinationale opwinding.
Ik betreur die vrijheid uiteraard niet, maar het stemt tot enige somberheid dat de vrijheid om erotische literatuur te schrijven en te publiceren het vrijwel onmiddellijke einde betekend heeft van de humor, de satire en het antimaatschappelijke karakter dat in zoveel oude erotica aanwezig is.
■