Mensenvlees
De BFG is een reus en zoals alle kinderen weet Sophie heel goed dat reuzen van mensenvlees houden en speciaal van dat van kleine meisjes die 's nachts uit hun bed geroofd worden. Maar al gauw komt Sophie erachter dat de BFG een speciaal soort reus is, met een speciaal soort eigenschappen. Hij woont in dat hol in een geel en dor landschap, waar Sophie, als ze even om de hoek van de steen kijkt, de andere reuzen ziet liggen slapen: wanstaltig snurkende wezens. Als ze wakker worden zullen ze weer op pad gaan naar mensenvlees: mensen uit Panama, vanwege de sterke ‘hoedige’ smaak; mensen uit Jersey vanwege de smakelijke wollige prikkel op de tong, en de mensen uit Wellington omdat ze naar laarzen smaken.
‘Wat verschrikkelijk,’ denkt Sophie en ze vraagt trillend: ‘What kind of human beings do you eat?’ ‘ME!’ shouted the Giant. ‘Me gobbling up human beans! This I never! The others, yes! All the others is gobbling them up every night, but nol me! I is a freaky Giant! I is a nice and jumbly Giant! I is the only nice and jumbly Giant in Giant Country! I is THE BIG FRIENDLY GIANT! I is the BFG. What is your name?’ ‘Mijn naam is Sophie,’ zei Sophie terwijl ze nauwelijks het goede nieuws durfde te geloven dat ze juist gehoord had.’
De BFG onderscheidt zich van de andere reuzen omdat hij geen ‘human beans’ eet, maar louter ‘snozzcumber’, een vrucht zo wanstaltig van smaak, dat havermoutpap er een delicatesse bij is. ‘Het smaakt naar kikkerhuid en rotte vis,’ hijgt Sophie als ze een hapje geproefd heeft. ‘Erger dan dat,’ schreeuwde de BFG, ‘To me it is tasting of clockcoaches and slimewanglers!’ Gelukkig heeft de BFG altijd nog een fles ‘Frobscottle’ in huis, een overheerlijke drank waarvan de belletjes, in tegenstelling tot de belletjes van Cola en Pepsi, niet door je neus naar buiten komen, maar de omgekeerde richting volgen zodat je een knal van een ‘Whizpopper’ kunt laten.
Behalve door zijn eetgewoontes verschilt de BFG ook van de andere reuzen doordat hij zulke grote oren heeft dat hij alles in de wijde wereld kan horen, van de drukke conversatie tussen mieren tot en met wat de kinderen dromen in hun bed. Hij doet dan ook aan droomvanging: op een avond mag Sophie in zijn jaszak mee naar droomland, om daar in glazen potjes dromen te vangen. Ze vangen ook een nachtmerrie, die de BFG zeer zorgvuldig in een glazen pot opsluit, zodat hij niet vrij kan rondzweven en de kinderen in hun slaap bang kan maken. In de grot heeft de BFG een miljoenenvoorraad dromen opgeslagen, netjes ‘gelabeld’, zodat er zo nu en dan ook wat gemixed kan worden. Sophie mag een paar dromen lezen. Ze vindt de dromen voor meisjes leuker dan de dromen voor jongens, maar dat hoort ook zo volgens de BFG. 's Avonds, als de andere reuzen op mensenjacht gaan, gaat de BFG met een tas vol glazen potten dromen en een lange trompet, óók op weg naar mensenland om slapende kinderen dromen in het oor te trompetteren.
De derde bijzonderheid aan de BFG is zijn taalgebruik. Hij heeft zijn taal geleerd uit een heel oud