Opgejaagden in Marseille
Anna Seghers' roman over de vluchtelingen van de nazi's
Transit door Anna Seghers Vertaling: Martin Mooij Nawoord: Prof. dr. M.H. Würzner Uitgever: Allert de Lange, Exil Bibliotheek, 208 p., f35,50
Wil Rouleaux
De naam Anna Seghers wordt gewoonlijk geassocieerd met begrippen als klassenstrijd, revolutie en communisme. Ten onrechte is dit niet, want de eenentachtigjarige Oostduitse schrijfster, die als dochter van een joodse antiquair in Mainz geboren werd, heeft haar sympathie voor het communisme nooit verloochend.
Al vroeg, in de jaren twintig, trad ze toe tot de gelederen van de Duitse communistische partij. En toen de schrijfster zich na de Tweede Wereldoorlog in de DDR vestigde, ontstond daar menig werk dat de partij-ideologen nauwelijks welgevalliger had kunnen zijn. Desondanks blijft het opmerkelijk dat juist de twee belangrijkste werken van Anna Seghers met de klassenstrijd niks van doen hebben. Ja, sterker nog, dat deze twee werken, de romans Das siebte Kreuz en Transit, marxistisch georiënteerde literatuurbeschouwers niet geringe hoofdbrekens hebben gekost.
In Das siebte Kreuz (1942), dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten een bestseller werd, staat het lot van zeven vluchtelingen uit een Duits concentratiekamp centraal. De commandant van het kamp laat, ter afschrikking, zeven kruizen oprichten, waaraan na verloop van tijd inderdaad zes van de zeven vluchtelingen belanden. Het zevende kruis, dat bestemd is voor de hoofdpersoon van de roman, blijft echter leeg en wordt op die manier een symbool voor het antifascisme.
Das siebte Kreuz, onbetwist een hoogtepunt binnen de verzetsliteratuur, en inmiddels in meer dan twintig talen vertaald, werd vrijwel unaniem lovend ontvangen. Maar er was ook kritiek. Georg Lukács bij voorbeeld, de Hongaarse cultuurfilosoof, had weliswaar een open oog voor de literaire kwaliteiten van de roman, maar vond toch dat Seghers de maatschappelijk-historische context te kort had gedaan, en dat ze deze ten achter had gesteld bij de individuele lotgevallen. Lukács' kritiek was voor Anna Seghers niet nieuw. Want vroeger al, in 1938, was het tussen haar en de Hongaar tot een polemiek gekomen. Die betrof die keer echter niet de inhoud maar de vorm van Seghers' werk. Lukács verdedigde zoals bekend een traditionele, negentiende-eeuwse romanvorm, wars van ieder experiment. Anna Seghers daarentegen hield - analoog aan Bert Brecht, die hieromtrent zijn later beroemd geworden debat met Lukács voerde - júíst een pleidooi voor het experiment, omdat volgens haar de nieuwe twintigste-eeuwse werkelijkheid ook nieuwe literaire uitdrukkingsmiddelen vereiste.
Anna Seghers
In Das siebte Kreuz bracht Anna Seghers haar visie in de praktijk. De schrijfster, die onder meer Dos Passos en Joyce tot haar voorbeelden rekende, maakt hier op sublieme wijze gebruik van moderne technieken als de innerlijke monoloog, de flash-back en de fragmentarische vertelwijze. Minder opvallend paste Seghers deze technieken tot in de roman die na Das siebte Kreuz tot haar beste werk gerekend kan worden: het onlangs in het Nederlands vertaalde Transit.