De open verzamelingen van Hillenius
Poëzie die de onrust wil bewaren
De onrust bewaren door D. Hillenius Uitgever: De Arbeiderspers, 65 p., f26,50
Herman de Coninck
Zolang Dick Hillenius zijn gedichten onderbracht in essayistische boeken zoals Het romantisch mechaniek of Tegen het vegetarisme, vond ik ze aardig, omdat ze ontregelend werkten. Wie drukt nu gedichten af, naast serieuze essays? Hillenius. En hij illustreerde daarmee vormelijk, wat de essays ook inhoudelijk mededeelden: dat een waarneming belangrijker was dan een conclusie, en dat je daarbij geen grenzen, genres, vakgebieden moest respecteren. Vorm en inhoud van de essayboeken waren dan ook één, juist omdat er ook notitie-achtige gedichten in stonden.
Zodra Hillenius echter zijn gedichten in afzonderlijke boekjes ging publiceren, kocht ik ze nog wel omdat zijn titels me zo sympathiek waren (Uit groeiende onwil om ooit nog ergens in veiligheid aan te komen bij voorbeeld), maar nu ze zich zo nadrukkelijk als poëzie presenteerden, leken ze dat minder en minder.
Vorm bleken ze bij voorbeeld nog nauwelijks te hebben, tenzij je vorm zou noemen wat Hillenius in Een klein apparaat tegen de rechtlijnigheid (ook weer zo'n mooie titel) al aanduidde: ‘het veelvuldig gebruik van en /onderstreept de poging van de dichter/zoveel mogelijk en/zo verschillend mogelijk/in kleine vorm te vatten’.
Sindsdien is de vorm van Hillenius het ongestructureerde. Een moedwillige onafheid, een nonchalante nevenschikking, een slordig werkwoordloosheid, een weglatingsproces dat de lezer, minder astmatisch dan de dichter, maar zelf moet opvullen, een soort morse dat vaak ‘morsig’ van onnauwkeurigheid wordt.
Is deze poëzie te eenvoudig?
Nee, alleen in zijn beste gedichten is Hillenius dat, dus een nadeel kan het nooit zijn. Hillenius' poëzie is niet erg ingewikkeld, maar toch ook weer niet eenvoudig genoeg. Eenvoud is namelijk een deugd die niet werkt als je er maar een beetje van hebt. (Voor ingewikkeldheid ligt dat anders.) Op z'n best is Hillenius in een gedichtje als ‘Geluk’. Het staat op pag. 28 van zijn nieuwe bundel, dus heeft de lezer al voldoende kunnen wennen aan Hillenius' gehakt-stro-Nederlands om er niet meer door gehinderd te worden:
Jaren geleden op zee zag ik een walvis
en was buitenmate gelukkig
Geen weemoed om de vorige keer
In zijn eerste en laatste regel geeft dit gedicht de vraag én het antwoord, en is daarmee mooi rond - echter niet zonder ándere vragen te stellen. De eerste andere vraag is: moet dat niet driemaal gezegend zijn? (Altijd leuk als een bêtadichter zich vertelt.) Eénmaal voor de eerste walvis, éénmaal voor de tweede, en éénmaal voor het gebrek aan weemoed waarmee dit mag gebeuren? De tweede vraag is flauw: zou de voorlaatste zin niet veel eenvoudiger (toch weer een tekort aan eenvoud, in plaats van een teveel) kunnen luiden ‘om de voorbije jaren’? Moet een gedicht per se onaf zijn?