Irritatie
Toch loopt het allemaal niet zo'n vaart, want het is erg klein gehouden. De meest irriterende tic van Gruwez is zijn oeverloos gebruik van verkleinwoorden. Er is sprake van aarsjes (vier maal), terrasjes, een mannetje in de maan (of is dat altijd een verkleinwoord?), een kiertje (twee maal), een buikje, jongenstraantjes, lampjes, een bruidsboeketje, dansvoetjes, een weesje, een jongetje, een trammetje, kreukjes, een lijfje, wijsjes, een faillietje (dat is de titel van een gedicht), een wiegeliedje, een prinsesje, blaadjes, een aantal briesjes. En Gruwez' lief heet Mieneke. Er komt nogal wat erotiek te pas in deze bundel, maar die erotiek komt nauwelijks boven dit soort diminutieven-gekietel uit. Meisjes, ‘het lenig lijfje wijsjes zingend van gehunker’, zijn niet meteen op stevige verhoudingen uit, lijkt me, met een limonaadje zijn ze al best tevreden. Het woord ‘meisje’ lijkt op zich zelf al een verkleinwoord bij Gruwez.
Bovendien zijn Gruwez' beelden lang niet altijd geslaagd (‘elke rimpel die ook jou straks uit moet kleden/ is als een doodgezwegen vouw met rouwband om’), wellicht omdat romantiek en dromen iets heel anders zijn dan kijken. De blik staat op flou. Ook bij een aantal regels die duidelijk mooi willen klinken kan ik me niet veel voorstellen: wat is ‘'t Beetje tedere dat aan mijn handpalm kleeft’? (cursivering van mij). Terwille van een eetje meer moet je nog niet slijmerig doen. Voeg daaraan toe dat er af en toe reminescenties zijn aan Lodeizen en aan Piet Paaltjens (‘de bleke weeklacht van een traan’) en dan wordt de vraag wat ik in godsnaam wél goed aan de bundel vind wel erg adembenemend.
In de eerste plaats is Gruwez een charmant dichter. Charme, een beetje Franse slag, een doorschijnende wuftheid, een frêle lichtzinnigheid maken veel meer de hoofdtoon uit dan je zou denken, na mijn bovenstaand geturf. Meer dan aan Paaltjens en Lodeizen herinnert Gruwez trouwens aan Paul Snoek, maar minder in letterlijke regels, dan juist in de wat precieuze, ook wat sprookjesachtige charme van het geheel. Al die verboden woorden van verlangen en verdriet zijn namelijk niet absoluut verboden. Ze zijn gevaarlijk. Meestal valt er niks mee aan te vangen, en als het dan tóch lukt, moet je van goede huize zijn. En vaak is Gruwez van goede huize. Hij heeft het niet alleen maar zoveel keer per bundel over ‘verlangen’, maar hij schrijft: ‘ik had het fijnste gaas van het verlangen lief/zoals een zachte bries het lichaam van de baadster’. Hij heeft het niet alleen over verveling, maar misschien wel over iets heel anders, als hij schrijft: ‘de wijze weelde/ van wel nooit volleerde verveling’. Of om eens een gedicht in zijn geheel te citeren, waarin de lelijke woorden tederheid, troost, verlangen, medelijden, verdriet en opnieuw tederheid allemaal de revue passeren: ‘Sourdine’:
‘en als er dan geen tederheid meer is,
laten wij de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens.
een woord mag dan niet langer een woord heten,
maar een mondvol troostvol verzwijgen;
en verlanger niet langer een armslag lang,
maar verder, wijdser dan een vergezicht
vol zomervogels, muziek van Mendelsohn, een sfumato
aan Da Vinci ontleend, jij zult je mooiste medelijden
ruilen met mijn liefste verdriet; ik, voorzichtig talmen
om het tanen van je lichaam dieper af te tasten.
o als er dan nog tederheid is,
laten wij de tederheid vrezen
als een zeer oud zeer. zoveel tederheid,
daar kon geen mens ooit tegen.’
Als ik me even over m'n vooroordelen heen zet, dat je zulke gevoelens niet zo uitdrukkelijk mag noemen, laat staan kultiveren dan is dit een erg mooi gedicht, en de uitzichtloosheid erin is er gelukkig niet omdat ze even met name genoemd wordt, maar zit hem in de struktuur, in de mooie, vicieuze cirkel die het gedicht maakt. De dichter, zal ik maar zeggen, kan niet zonder tederheid, vindt die dus zelf maar uit, laat er zich even panoramisch in gaan, in de derde strofe, om te konstateren dat hij het er alleen nog erger op gemaakt heeft: als er dan tóch zoveel (behoefte aan) tederheid is, dan kan je daar in deze wereld nergens mee terecht.