Holland
Ook in ons land is de invloed van Scott zeer groot geweest. In 1827 hield D.J. van Lennep zijn befaamde Verhandeling over het belangrijke van Hollands grond en oudheden voor gevoel en verbeelding. De eerste zin luidt: ‘Weinig schrijvers hebben zich, in onzen tijd, door hunne werken eenen meer algemeenen roem verworven dan Walter Scott,...’ Hij prijst in hem de levendige wijze waarop Scott zeden en gewoonten uit de Schotse geschiedenis beschrijft en het natuurschoon bezingt. Dan geeft Van Lennep zich over aan een lofzang op het Hollandse landschap. ‘Zóo groeijen hier (en dit moest ik niet verzwijgen) zóo groeijen hier op Hollands bodem duizenderlei bloemen in het wilde op en vormen onze weiden tot een veldtapijt en onze bosschen en dreven, ja ook onze wildernissen en duinen tot fleurige lusthoven.’ Vervolgens wijst hij op de rijkdom van onze nationale geschiedenis. Hij noemt onder meer Karel de Stoute en meent dat het voor een ‘vaderlandsch vernuft’ niet moeilijk zou moeten zijn deze op zo treffende wijze te beschrijven dat men daarbij zelfs de voorstelling van Walter Scott in Quentin Durward geheel vergeten zou. De bedoeling is duidelijk. De wijze waarop Scott de Schotse geschiedenis heeft verhaald, moet als voorbeeld dienen voor het doen herleven van de nationale geschiedenis. Deze kant van Scotts romans beheerste de kijk van de Nederlanders op zijn werk. Ook bij Beets, een van de enthousiastste van de vele bewonderaars van Scott, zien we dit terug. Na hem, nu honderdvijftig jaar geleden, te hebben geprezen als dichter, denker, filosoof, geleerde en schrijver komt hij tot de slotsom dat de betekenis van Scott vooral is gelegen in zijn liefde voor ‘Vaderland, Geschiedenis en Oudheidkunde’ (en voegt daaraan toe ‘Menschenen Wereldkennis’). Vermoedelijk vloeit deze belangstelling voort uit het oplevend
nationalisme dat na de Franse overheersing mogelijk werd.
Van Lennep heeft na deze aanmoediging niet lang op reacties hoeven te wachten. De belangrijkste hiervan vormen de historische romans van zijn zoon, Jacob van Lennep. Mogelijk heeft deze het advies van zijn vader wat al te letterlijk opgevolgd, want, beschuldigd van plagiaat, geeft hij toe dat diverse van zijn ‘letterdieverijen’ van Scott afkomstig zijn.
Niet alleen Van Lennep maar vrijwel alle belangrijke schrijvers van historische romans uit de vorige eeuw zijn door Scott beïnvloed. Bosboom-Toussaint, Drost, Oltmans en Schimmel behoren hiertoe. In haar voorwoord bij De graaf van Devonshire schrijft Bosboom-Toussaint dat het een riskante vermetelheid is om zich na Walter Scott te wagen aan een geschiedkundige roman. Maar, zegt ze, ‘die den moed niet heeft, het hoogste tot model te kiezen, zal spoedig beneden het middelmatige zinken’.
Van Oltmans is gezegd dat hij zeker een der begaafdste is van Scotts vele leerlingen in Nederland. En ‘bij een grotere meester in de leer gaan is toch geen schande?’ Hoewel onnavolgbaar blijft Scott de norm waaraan men zich spiegelt, en van de genoemde schrijvers moet gezegd worden dat zij het waardevolste proza uit die periode leverden.
Daarna is de invloed van Scott, met de verdwijning van het genre, moeilijker te traceren, maar niet afwezig. Zo meent Maarten 't Hart