Eenheid
Het regelmatige gebruik van de tweede en derde persoon als hij het over zich zelf heeft kan eveneens gezien worden als een poging om eenheid te scheppen, omdat hiermee de ander (= het archetype?) tot leven geroepen wordt. Zo ook de talrijke opsommingen waarachter Borges een eenheid veronderstelt, een orde waarin hij zich tracht (zoals hij schrijft) te verliezen. Maar bestaat de ander? Bestaat eenheid? Bestaat er een orde? Dit soort vragen dringen zich op onverbiddelijke wijze op aan Borges, die zich ‘in de dood wil storten’, maar dit niet kan. Want: ‘Misschien zal ik aan de andere kant van de dood/weten of ik een woord ben geweest of iemand.’
In El Angel (dat uitgebreid is vertaald en besproken in het eerste nummer van New Found Land) maant Borges zich zelf tot een waardige houding tegenover de dood en spreekt hij de hoop uit niet zijn toevlucht te hoeven zoeken tot religie, vrouwen, drank, ijdele hoop of zelfbedrog. Het wrange is dat hij dit doet in de vorm van een gebed, dat hij zich richt tot God, dat hij ervan uitgaat dat er een Otro (= el Angel, de Engel) is. Deze tegenstelling wordt nog pijnlijker als men zich de woorden ‘het is mij verboden te vragen’ uit de bundel Elogio de la sombra (1969) herinnert.
Jorge Luis Borges
In El forastero wordt zelfs expliciet gesproken over ‘ons geloof’, dat is het sjintoïsme, de inheemse godsdienst van Japan. Om voor de hand liggende redenen spreekt deze godsdienst tot Borges' verbeelding: het sjintoïsme kent talloze goden, schenkt geen aandacht aan het probleem van goed en kwaad en kent geen verlossingsleer. Maar hoe dan ook: een godsdienst. Een godsdienst waaruit Borges hoop put, want ‘na zijn dood is ieder mens een god die de zijnen tot steun is’. Maar hoe schrijnend is dan de betekenis in Nihon, als hij over de Mengenlehre van Russell, de ‘oneindige substantie’ van Spinoza en de Japanse cultuur zegt dat hij slechts heeft kunnen doordringen tot de oppervlakte. Met andere woorden: filosofie noch godsdienst heeft Borges ooit werkelijk kunnen doorgronden of doorleven. Het verlangen om dit wél te kunnen laat zich pijnlijk voelen in deze gedichten, zo zeer zelfs dat hij zich zelf vermanend moet toespreken: ‘Laten we de wormen en de vergetelheid dankbaar zijn’ (cursivering van mij).
La cifra ademt op indringende wijze de tragiek uit van de dood die te lang is uitgesteld, maar onontkoombaar is. Daar herinnert ook het laatste gedicht aan, ‘La cifra’, dat zowel het cijfer (het aantal levensdagen) als het geheimschrift (het mysterie van leven en dood) betekent.
Borges lijkt minder klaar voor de dood dan vroeger. Zijn verlangen naar vergetelheid wordt sterker. Hij is zich hier pijnlijk van bewust. Er rest hem niets anders dan machteloos wachten en schrijven.
Een van de zeventien haiku's in La cifra luidt:
‘De oude hand
blijft verzen schrijven
voor de vergetelheid.’
Zijn lezers zullen hier gelukkiger mee zijn dan hij zelf.
■