Niet ongezellig
Andere gemiste kans: gesprek met een psychologe die tien jaar uit haar vak verbannen is en in een werkkamp zat. Die moet wat te vertellen hebben over de psychische schade aangericht door de terreur van de culturele revolutie, de vérgaande preutsheid van het regime, de afschuwelijke depressie van miljoenen ex-Roodgardisten die dachten voor een socialistische revolutie te vechten, voor straf naar het platteland werd gestuurd en nu, gedesillusioneerd, nergens meer bij horen. Bij Anja Meulenbelt wordt ook dat weer zo'n nietszeggend verhaaltje dat je in andere tijdschriften al hebt gelezen. We hadden, schrijft ze zelf, nog uren met die psychologe door kunnen praten. Had ze het maar gedaan. En dan niet uren maar een week. Dán had ze een boekje met handen en voeten kunnen schrijven.
Het kralensnoer van communes, kleuterscholen, kraandrijfsters, veteranen, bureaucraten komt niet tot glans, het blijft goedkoop. Ze heeft zich bij haar volle verstand laten inpakken. Een kleuterklas die ze bezoekt is ‘kaal en verveloos, maar niet ongezellig’; zwarte trapnaaimachines waar je geen Nederlandse vrouw meer achter krijgt zijn vooral ‘degelijk’. Een enkele maal lees je dat ze zich herinnert dat haar de rozige kant van de Chinese maatschappij wordt getoond. Als ze het heeft over de sociale controle (één kind maar, geen gevoos voor het huwelijk, op tijd naar bed, enzovoort, enzovoort, enzovoort) schrijft ze: ‘Maar ik begrijp dat de druk niet alleen ontstaat door de redelijkheid van argumenten.’ De overheersende toon is echter anders: ‘Aan lijnen hangt kool te drogen. Simpeler kan het niet, maar wat mooi.’
Anja Meulenbelt is ondanks (of dank zij) haar maoistische scholing, al die Ivens-films, scripties en bestudeerde literatuur van de verkeerde springplank gestapt. Chinese vrouwen kunnen zich, schrijft ze op pagina 125, nauwelijks herkennen in ons westerse feminisme. Gedeeltelijk heeft dat te maken met het feit dat wij leven in een maatschappij waarin wij per definitie in oppositie zijn ‘en zij in een maatschappij waar ze in principe loyaal tegenover staan.’ Staan ze dat, die Chinese vrouwen? Hebben ze trouwens een alternatief? Het laatste jaar zijn weer Chinezen gearresteerd die in principe niét loyaal staan tegenover het regime. Die althans afwijkende meningen hebben en daarvan, godbetert, getuigen in een stencil of obscuur blaadje. Die krijgen vijftien jaar gevangenisstraf. In Nederland worden nu wat meer vrouwen aan het woord gelaten die zich tijdens de Duitse terreur hebben verzet, die dapper waren, die iets deden, hoe bescheiden ook, tegen leugen, bedrog en onderdrukking. Te veel is het verzet - zien we even af van Hannie Schaft - een mannenaangelegenheid geworden in de geschiedschrijving. De Chinese terreur ten tijde van Mao Tse-toeng ligt dichterbij. Anja Meulenbelt heeft zelfs geen poging ondernomen vrouwen over hun verzet daartegen aan het woord te laten. Ze heeft zich laten bedwelmen door papieren wetten, drogende bloemkolen, jasmijnbloesems en vriendelijke buurtcomités.
Het citaat ergens aan het begin van deze recensie over mensen met afwijkende meningen die altijd ten val moeten worden gebracht, haalde ik natuurlijk niet uit Anja Meulenbelts boek maar uit The Dragon and the Bear (De draak en de beer) van Philip Short.
Deze Engelse journalist woonde en werkte twee jaar (1974-1976) in Moskou en daarna vier jaar in Peking. Hij schreef geen, zou dat ook niet kunnen, boek door feministische bril en Short is denk ik ook geen socialist. De benauwende overeenkomsten tussen de Russische en Chinese dictatuur heeft hij wel beschreven. In The Dragon and the Bear onthult hij weinig over zijn eigen werk in die moeizame hoofdsteden, maar hij geeft zeer bruikbare overzichten van de toen levende spanningen en crises.
Vrouwenzaken komen bij Short ook voor. Hij heeft het over de hypocrisie in China. Mao was vier keer getrouwd, zijn rivaal Liu Shaoqi zes keer. Dat is bekend bij de bevolking. Er worden toespelingen op gemaakt. (Als je ze horen wilt moet je op zijn minst Chinees verstaan). Het respect voor de grote leiders is in de achterafbuurten, de arbeiderscentra, in de communes minder groot dan de propaganda wil doen geloven. Er moet veel zijn blijven hangen van de wrok tegen de mannen aan de top. Philip Short vertelt over de vijfenveertigjarige Zhang Zhixin, die in 1969 werd gearresteerd als contrarevolutionaire, maanden gevangen gehouden in de boeien en verplicht om executies gade te slaan. Ik laat de verdere martelingen maar achterwege. Uiteindelijk werd ze zelfs doodgeschoten op last van Chen Xilian, waarover ik net lees dat hij andermaal in het Centraal Comité is herkozen. Ik lees bij Short over de executie in 1968 van de jonge vrouw Lin Zhao die het gewaagd had de Mao-cultus te kritiseren.
Toen ze dood was kwam de politie bij haar moeder aankloppen om het dubbeltje te eisen: de kosten van de kogel die men had moeten verspillen aan die contrarevolutionaire. Als je het gedegen boek van Philip Short leest, die kundig aaneenrijgt wat in de Russische en Chinese pers zelf over de terreur is geopenbaard en die de problemen analyseert, word je pas goed droevig over wat Anja Meulenbelt allemaal moedwillig heeft laten liggen.
■