Moralisme en perversie
Felicien Rops en de schrik van de erotiek
Felicien Rops over kunst, melancholie & perversiteit door Leo van Maris Uitgever: De Arbeiderspers, 214 p., (waarvan 70 illustraties), f39,50
Ed Schilders
Wanneer heeft iemand recht op de hemel? Er was eens een man die zijn hele levenswijze in dienst had gesteld van de verering van de heilige Jozef. Die man overleed en kwam aan de hemelpoort alwaar hij ontvangen werd door sint-Petrus en een panel van bekende Nederlanders, allen gehuld in het shirt van een Japanse sponsor. Nadat het panel de man enige vragen had gesteld en het duidelijk was geworden dat hij zijn leven lang sint-Jozef had aanbeden, en alléén sint-Jozef, weigerde de jaloers geworden Petrus hem de toegang tot de hemel.
Zo ongeveer, ik citeer erg vrij, gaat een oud Italiaans volksverhaal, Il Devoto di San Giuseppe.
Zo moeilijk is het niet alleen om in de hemel te mogen, zo moeilijk is het ook om ‘het goede’ te doen en tegelijk ‘het kwade’ te laten.
Nog een oude waarheid uit het land van de paus. Een priester preekt in een stadje tegen de wellustige uitwas waarbij men kussens, gevuld met ganzeveren, tijdens de geslachtsdaad onder de betrokken dame schuift. Enige tijd later moet de priester vaststellen dat kussens met ganzeveren tot in de wijde omtrek uitverkocht zijn.
Zo moeilijk kan het zijn ‘het goede’ te prediken, zonder tegelijk ‘het kwade’ te stimuleren.
Er zijn talloze voorbeelden, vooral in volksverhalen maar ook in de biografieën van religieus opgevoede schrijvers, waarin goed en kwaad elkaar aldus dwarszitten of elkaar een handje helpen. Men stelle zich daarbij vooral de gemoedstoestand voor van die man aan de hemelpoort en die priester in de winkel waar de kussens met ganzeveren ook al weer uitverkocht zijn (wat hij daar te zoeken had maakt de verteller, Poggio Bracciolini, niet duidelijk).
Beladen met dezelfde problematiek en direct in deze lijn stel ik me de gemoedstoestand van Felicien Rops voor. Over zijn leven en zijn ideeën is me nooit erg veel bekend geweest. Bladerend door een boek vol met zijn erotische, blasfemische en soms morbide prenten had ik altijd het idee dat hij een man geweest moest zijn die vaste klant was van een winkel voor kussens met ganzeveren. Nu ik het boek Felicien Rops van Leo van Maris gelezen heb is me over de ideeën van Rops heel wat meer duidelijk. Zijn klandizie van die winkel wordt bij voorbeeld niet zozeer tegengesproken maar verrassend genoeg óók geïdentificeerd met die priester hierboven. Rops, wil van Maris, was ondanks de niet zelden ver doorgevoerde erotiek in zijn werk, een moralist. Van Maris: ‘Door ondeugd van dit formaat uit te beelden is hij een moralist van het zuiverste water.’ Joris Karl Huysmans heeft dat ook eens aangetoond en Rops zelf heeft zich het volgende laten ontvallen: ‘Ik heb de pretentie met mijn potlood moraliserend bezig te zijn en de ondeugd verfoeilijker en weerzinwekkender te maken.’
Eerlijk gezegd heb ik het idee dat zulke stellingen in kritische kringen ook steeds weer opduiken om aan te tonen dat Rops moralist was in plaats van viespeuk, maar geheel ongelijk hebben Van Maris en Huysmans nu ook weer niet. Over het algemeen echter moet Rops' ‘pretentie’ beantwoord worden met de vaststelling dat hij die niet heeft waargemaakt. Het tegendeel lijkt waar voor het overgrote deel van zijn werk.