De blauw geruite kiel
Zesde jaargang nummer 28
Over oorlog
Piet Piryns
‘Wij hebben kinderen op de wereld gebracht, en geen kanonnenvoer,’ stond er op het spandoek dat Israëlische vrouwen ontvouwden voor het huis van hun premier Begin. De oorlog in Libanon duurt nu al vijf weken. En hoeveel doden er al gevallen zijn - dat weet niemand.
Dit stukje gaat dus weer over oorlog.
Een tijd geleden sprak ik met een beroemde Nederlandse schrijver. Die man had de Tweede Wereldoorlog nog meegemaakt, en hij was zo blij dat er nu geen oorlog meer was. ‘Oorlog’, zei hij, ‘dat betekent voor mij bommenwerpers boven de steden, gillende mensen door de straten, glasgerinkel, instortende huizen, stofwolken tot tweehonderd meter boven het land. Voor zover ik weet gebeurt dat op dit moment nergens meer.’ Een domme uitspraak. Zo'n man kijkt natuurlijk nooit naar de televisie, of hij heeft poep in zijn ogen. Misschien zou hij wat vaker de Blauw Geruite Kiel moeten lezen. Dan had hij het afgelopen jaar kunnen lezen over de oorlog tussen Iran en Irak, over de Falklandeilanden, over de gruwelijkheden in Afghanistan, Angola, Cambodja, El Salvador, Noord-Ierland en Libanon.
Beiroet na de Israëlische bombardementen (foto ABC)
Dan had hij geweten dat de wereld één groot slagveld is. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1945, hebben wij hier in Nederland vrede. Gelukkig maar. Nederland behoort tot de uitzonderingen. Sinds 1945 zijn in de hele wereld honderddertig oorlogen gevoerd. Daarbij zijn vijfendertig miljoen mensen om het leven gekomen. Dat is een ontstellend cijfer, en al denk je er nog zo lang over na, je kunt je onmogelijk voorstellen wat dat betekent.
Wij in Nederland zijn bang voor een atoomoorlog, en daarom willen wij dat alle atoomwapens uit Europa worden weggehaald. Maar een gewone oorlog (een conventionele oorlog noemen de politici en generaals dat) is niet minder wreed. In die honderddertig oorlogen zijn niet alleen soldaten gesneuveld (soldaten sneuvelen, andere mensen gaan alleen maar dood), er zijn ook tientallen miljoenen burgers omgekomen: gewone mannen en vrouwen en kinderen. Zij werden bedolven onder het puin, zij werden bestookt met gifgas of napalm, zij werden vermoord met hakmessen of mitrailleurs.
‘Oorlog,’ schreef een Duitse veldheer in de vorige eeuw al, ‘is de voortzetting van politiek met andere middelen.’
Oorlogen hebben een aanleiding en een oorzaak. De aanleiding is vaak onbenullig: zo was de aanleiding voor een oorlog tussen El Salvador en Honduras bij voorbeeld een uit de hand gelopen voetbalwedstrijd, en de aanleiding voor alle ellende in Libanon was een moordaanslag op de Israëlische ambassadeur in Londen. De oorzaak (waar het dus echt om gaat) ligt altijd veel dieper. Er zijn sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog imperialistische oorlogen gevoerd: dat zijn veroveringsoorlogen, waarin een machtig land een zwakker land onder de voet wil lopen. Er zijn bevrijdingsoorlogen gevoerd: dat is het omgekeerde daarvan. Er zijn stammenoorlogen en godsdienstoorlogen geweest: dat zijn vaak burgeroorlogen, dat wil zeggen oorlogen die gevoerd worden door de inwoners van een zelfde land. Een ding hebben alle oorlogen gemeen: alle oorlogvoerende partijen zijn altijd overtuigd van hun spijkerharde gelijk.
Ook stukjes die over oorlog gaan heben een ding gemeen: ze zijn niet vrolijk.
■