De generatie die de toon aangeeft
Het stalinistisch verleden van historicus Le Roy Ladurie
Paris-Montpellier, P.C.-P.S.U., 1945-1963 door Emmanuel Le Roy Ladurie Uitgever: Gallimard, 262 p., ± f40, - Importeur: Nilsson & Lamm
Bastiaan Bommeljé
Emmanuel Le Roy Ladurie is momenteel één van de meest bekende, om niet te zeggen wijdvermaarde Franse historici. Zijn boeken, zoals Les paysans de Languedoc (1966), Montaillou, village occitan (1975), en Le carnaval de Romans (1979) zijn in brede kring op bijna ongekende wijze aangeslagen. Le Roy Ladurie werd geboren in 1929 en zijn intellectuele rijping voltrok zich dus vlak na de oorlog in het enigszins chaotische klimaat van de Vierde Republiek (1945-1958). Onlangs heeft hij zijn persoonlijke herinneringen aan de ontwikkeling van zijn eigen politieke inzichten en bezigheden in die tijd op papier gezet.
Het is een onthullend en somtijds zelfs verbazingwekkend voorbeeld van de ‘bekentenislectuur’ die de laatste jaren in Frankrijk enige furore maakt. In navolging van bij voorbeeld Pierre Daix, Claude Roy en Dominique Desanti doet Le Roy Ladurie zijn verleden als rigide, dogmatisch en militant lid van de toentertijd buitensporig stalinistische Parti Communiste Français uit de doeken.
Het is in zekere zin moeilijk voorstelbaar dat de thans zo rustige, intellectualistische en politiek afzijdige mediaevist in zijn studententijd meer dan eens met een knuppel inhakte op tegenstanders en blindelings Stalin adoreerde, ‘de grote geniale meester van het wereldcommunisme, de incarnatie van de krachten van de toekomst’, zoals die toen in de officiële taal van de P.C. heette. Le Roy Ladurie heeft zijn eigen wederwaardigheden als stalinist zeer gedetailleerd neergeschreven, maar met een toon vol milde verbazing die de grote distantie kenmerkt tussen zijn wereldbeeld van toen en thans.
Hij groeide op in een rechts en katholiek haute-bourgeoisie milieu in Normandië. Terwijl de jonge Emmanuel tijdens de oorlog vol devotie het seminarie en de padvinderij bezocht, was zijn vader korte tijd minister onder Pétain in Vichy, maar werd later actief als maquisard. In 1945 vertrok Le Roy Ladurie naar Parijs om zich aan een lycée voor te bereiden op de Ecole Normale Supérieure. Aldus arriveerde de jonge katholieke provinciaal plotsklaps midden in het gistende middelpunt van het Franse intellectuele leven. Hij maakte nu, aanvankelijk nog zeer voorzichtig, kennis met het werk van Gide, Sartre, Camus en Vian, hetgeen een eerste aantasting was van zijn vaste geloofsovertuiging. Hij kwam in 1949 terecht op de E.N.S. rue d'Ulm, samen met Michel Foucault (met wie hij geen contact had), Jacques LeGoff, Pierre Jusquin, François Furet en vele anderen die thans een vooraanstaande rol spelen in die typisch Franse academisch geschoolde elite. Tot verbijstering van Le Roy Ladurie bleek ongeveer een kwart van de leerlingen communistisch (nagenoeg evenveel overigens als het vaste percentage stemmen dat de P.C.F. bij landelijke verkiezingen behaalde). Vrijwel tegelijkertijd met zijn intrede op de Normale kwam voor hem de schok van de overwinning van Mao op de Nationalisten in China.
Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir tijdens het verkopen van de krant La Cause du Peuple, mei 1970
Le Roy Ladurie liet nu zijn twijfels over de loop van het wereldgebeuren varen en trad toe tot de Partij om zich met al zijn religieuze toewijding te scharen achter de koers van Stalin en de Franse leider Maurice Thorez (dezelfde die al voor de oorlog ongelooflijke staaltjes van onderworpenheid aan Moskou ten toon had gespreid). C'était une conversion, une métanoïa; elle approchait, par brefs instants, l'expérience mystique de la trance, weet hij zich zijn overstap te herinneren. Nu was, zoals bekend, een zeer aanzienlijk deel van de Franse intellectuelen lid van de Partij, zeker nadat vanaf 1947 de gaullistische Rassemblement du Peuple Français aanstuurde op autoritaire staatshervormingen. Maar lang niet alle communistisch georiënteerden waren zulke rechtlijnige stalinisten, zulke onvervalste lignards als Le Roy Ladurie.
Met de blindelingse onderwerping aan hogere autoriteiten die alle gelovigen zo eigen is, ging hij op in het partijleven. Hij stortte zich in allerhande activiteiten ter bevordering van de wereldrevolutie zoals het met zang en dans vieren van Stalins verjaardag, het met vlaggetjes zwaaien als Thorez een redevoering hield, het leuren met ‘L'Huma’ en het lanceren van lastercampagnes tegen ‘flics des impérialistes’, ‘policiers du capitalisme’, ‘agents américaines’ als Tito, Slansly, Rajk en zo nog wat meer renégates. Maar Le Roy Ladurie vond in de Partij en speciaal in zijn ‘cellule’ ook een geborgenheid en kameraadschap, en een samenballing van links intellect die stimulerend werkte. Men mag niet vergeten dat in een economisch en politiek desintegrerend Frankrijk (de vijftien maanden van de coalitie van Mollet in 1956-57 was de langste regeringsperiode in de Vierde Republiek), dat kampte met een onverwerkt oorlogsverleden, voor velen de P.C.F. als het enige linkse alternatief gold.
Rond 1955 begon Le Roy Ladurie echter te twijfelen. Hij was weg uit Parijs, aanvankelijk als leraar aan een lycée in Montpellier, later als militair in Duitsland, waar zijn rooskleurige beeld van de DDR aan het wankelen werd gebracht. Terug in Montpellier in 1956 was hij nog actief in de voor de communisten glansvol verlopende verkiezingen en stond hij vooraan bij enkele ‘manif's’, die niet zelden uitliepen op kloppartijen met de gendarme. Maar Le Roy Ladurie behoorde nu in de provincieplaats tot de elite. En bij charges werd de elite, communistisch of niet, ontzien door de politie. Niet langer haalde hij als een ware kameraad un oeil au beurre noir (blauw oog) door een tik met zo'n beruchte matraque.
Maar 1956 was boven alles het jaar van de mondiale communistische verwarring: de onthullingen over Stalin, de opheffing van de Kominform, de rehabilitatie van alle vroeger zo perfide geachte Titoïsten na Chroesjtsjows bezoek aan de Joe-