Hevig-drakerig
In het eerste verhaal uit Erwins echo, ‘l'Art ou les caresses’, is de jeugdige Erwin al direct iemand die ‘zijn leven ten dienste van de kunst’ heeft gesteld. Hij is schrijver en leert in dit verhaal tot zijn schrik ‘de meest subtiele aller kunsten’ kennen, namelijk die van het genot. Door de Italiaanse femme fatale Erica, een jeugdvriendin, wordt hij op een nacht zo buitengewoon heerlijk geliefkoosd, dat ‘principiële kwesties’ er niet meer toe doen en hij begrijpt dat die ‘nooit ons leven meer beïnvloeden dan de hartstochten’.
De nacht met haar op de berg is een mooi staaltje van Joyce & Co-kitsch. Erwin en Erica staan er naakt, zij ‘in het maanlicht melkbleek’, ‘een Salambo’, erboven ‘een gejaagde lucht’. Zij brengt dan met ‘een koninklijke sierlijkheid’ ‘haar armen achter haar hoofd’ en verzamelt ‘haar loshangende lokken’. Onvergetelijk zoals haar borsten ‘zich spannen in het maanlicht’. De fellatio die dan volgt gaat gepaard met storm en regen, waarbij zich ten slotte ook nog ‘de rammelende donder’ voegt.
Deze passage, geheel in de stijl van het Zigeunermeisje boven de driezitsbank, mag dan niet tekenend voor Joyce & Co zijn - zeker niet voor het latere werk - er wordt ondubbelzinnig naar allerlei stilistische en thematische literaire toppen verwezen. Het zwartromantische einde, als Erwin de minnaar van Erica doodt en hij zich vergist blijkt te hebben, want het is haar echtgenoot van wie ze veel houdt - dat einde is hevig-drakerig. Erwin rent begrijpelijkerwijze uit dit verhaal weg om ‘handelingen te ruilen voor ideeën en liefkozingen voor kunst’.
In enkele hierop volgende verhalen krijgen we een beeld van het heden en verleden van ‘de Firma’, zoals het nogal problematisch functionerende collectief Joyce & Co zich noemt. De firma is rijk, althans de firma bezit veel riante behuizingen, her en der. Daar drinken de firmanten whisky en ontvangen ze liefst blonde, maar altijd beeldschone vrouwen. Deze levenswijze is al bekend uit de twee romans, dus ik laat het hier maar bij. Heel veel uit Erwins echo komt trouwens bekend voor en dat klopt ook. De verhalen zijn als voorstudies op te vatten voor het grote werk. Vooral uit het lange ‘De tijd, de namen en de dingen’ is een en ander, vrijwel letterlijk, in Erwin of Michael van Mander terechtgekomen. Een voorbeeld: ‘We zaten met z'n drieën om het haardvuur en ik vertelde het Axelverhaal van Villiers de l'Isle-Adam dat me intrigeerde om de erotische absoluutheid van de motieven van de protagonisten en de overeenkomsten met onze verhouding.’
In Michael van Mander (252) staat: ‘Pozend zaten ze rond het haardvuur en Erwin vertelde het Axelverhaal van Villiers de l'Isle-Adam dat hem intrigeerde om de erotische absoluutheid van de motieven van de protagonisten en de overeenkomst met henzelf.’
De noodlottige muze van Erwin is Martha, een prachtige vrouw, blond, die haar haren bij voorkeur naar achteren werpt en adembenemende benen heeft, maar die als ze aankomt, meestal komt zeggen dat ze weer weggaat. Erwin associeert haar met ‘Marsh Mellow’ en ‘cognac’. Die twee komen in Erwin voor als het over Martha gaat, maar ook een paar keer in Erwins echo, vgl. 22 en 96 met Erwin 355. Joyce & Co is dus ook een eigen-tekst verwerkende firma.