Gorki's vrienden
Portretten zonder een talent voor boosaardigheid
Portretten door Maxim Gorki Vertaling en nawoord: C.J. Pouw Uitgever: De Arbeiderspers, Privé-domein, f36,50
Maarten 't Hart
Dit boek is een herdruk van het eerder, in 1968 bij Van Ditmar verschenen boek Literaire Portretten van Maxim Gorki. Het is begrijpelijk dat de redactie van Privé-domein deze portretten in haar reeks heeft opgenomen, want met name de stukken over Tsjechov, Tolstoi en diens echtgenote behoren tot het interessantste wat Gorki schreef. Overigens is de wijze waarop Gorki Tolstoi en Tsjechov goed leerde kennen vrij uniek.
In 1901 moest Gorki terwille van zijn gezondheid gaan kuren in de Krim en in diezelfde tijd kuurden ook Tolstoi en Tsjechov in dezelfde streek. Tsjechov woonde in die tijd in Jalta en Gorki kuurde in een plaatsje vlakbij, in Anoera. Tolstoi woonde tot de zomer van 1902 in Gaspra, op het landgoed van een vriendin, ook daar vlakbij. Zodoende begint het portret over Tsjechov met de woorden: ‘Op zekere dag vroeg hij mij bij zich te komen in het dorpje Koetsjoek-Koj, waar hij een lapje grond bezat en een wit huisje met een beneden- en bovenverdieping.’ Nu, dat dorpje Koetsjoek-Koj ligt in de Krim.
Meestentijds beperkt Gorki zich ertoe uitspraken aan te halen die zijn vrienden gedaan zouden hebben. Hij geeft zeker geen indringende psychologische analyses van zijn vrienden - op zich natuurlijk goed -, maar hij probeert toch ook niet om iets verder door te dringen dan tot de oppervlakte. En soms kun je hem betrappen op zinnen die ik alleen maar hol vind. Neem bij voorbeeld deze uitlating over Tsjechov: ‘Nog nooit heb ik iemand ontmoet, die de betekenis van de arbeid als fundament van de cultuur zo diep en zo in al zijn aspecten heeft begrepen als Anton Pavlovitsj.’ Zo'n zin impliceert niet alleen dat de schrijver ervan de betekenis van de arbeid als fundament van de cultuur minstens net zo diep heeft begrepen als degeen over wie hij het zegt (als dat niet zo was, zou hij dat immers niet kunnen weten. Je kunt niet weten of iemand goed kan schaken als je niet zelf goed kunt schaken), maar impliceert bovendien dat zoiets meetbaar zou zijn. ‘De betekenis van de arbeid als fundament van de cultuur.’ Zo'n zin heeft ook iets pathetisch, iets gezwollens, kortom, ik houd helemaal niet van zulke uitlatingen. Helaas maakt Gorki zich er vaak aan schuldig. Zo schrijft hij ergens anders: ‘Zoals hij zelf van een prachtige eenvoud was, hield hij van alles wat eenvoudig, echt en oprecht was en beschikte hij over een heel originele manier om mensen tot eenvoud te stemmen.’ Ja, ja, kom, kom, dat riekt naar heldenverering, en dat geloof ik bovendien niet. Niemand is altijd ‘prachtig eenvoudig’ en waaruit bestond dan die ‘heel originele manier’ om mensen tot eenvoud te stemmen. Graag een gedetailleerd voorbeeld daarvan.
Tsjechov, tekening van Levine
Dostojevski, tekening van Levine