Oppervlakkige kritiek
Vervolg van pagina 17
Döblin heeft inzicht verworven: ‘Dat inzicht komt hierop neer: de eeuwige oergrond die ons heeft geschapen, heeft ook in deze uiteengevallen wereld de relatie tot hem, Jezus, niet opgegeven. We voelen ons verloren? We moeten niet geloven verloren te zijn, we zijn enkel droefgeestige “individuen”.’ Het is niet mijn bedoeling hiermee de mystieke ervaring van de schrijver te onderschatten of belachelijk te maken. Ik wil er slechts mee aanduiden dat ik voor de zoveelste maal tot het inzicht kom dat de mystieke ervaring niet tot onze wereld behoort en bijgevolg niet onder woorden is te brengen. Hij ‘is God, hij is één met, hij is de eeuwige oergrond’. Tja. De schrijver heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat het onmogelijk is ‘de eeuwige oergrond te ervaren’. Maar ik kan hem echt niet meer volgen als hij daaraan toevoegt dat, wil men die ervaring niettemin vatten, het woord ‘Jezus’ erbij moet komen. Of het woord ‘waterpistool’ denk ik dan, of misschien zelfs het woord ‘Marx’. Want ik denk dat het gelovigen niet zozeer om het woord gaat alswel om een woord, een amulet tegen alle kwalen.
De mystiek, men kan bereid zijn dat te erkennen, is een ernstig te nemen zaak. Het behoort echter tot het wezen van de mystiek dat ze niet in woorden te vangen is. Zelfs mystieke helden als Ruusbroec en Theresia van Avila zijn daar niet in geslaagd. Ze bleken echter wel in staat de schaduw van de afspiegeling van hun mystieke ervaring in mensentaal om te zetten: voor wie de mystiek niet beleven kan, blijft er de poëzie en misschien is dat wel hetzelfde. Vreemd dat een schrijver van absoluut formaat als Döblin niet in staat is de bedoelde ontroering op te wekken. Zou het kunnen zijn dat zijn vlucht in de mystiek door de mystiek zelf als een vlucht ervaren werd en ze hem deswege de toegang tot haar poëtische inzichten geweigerd heeft? Hoe het ook zij, de (rooms-katholieke) mystieke beleving vormt de crux van het reisverslag zonder er een organische verbinding mee aan te gaan. Döblins overpeinzingen op de Alex krijgen dan ook een wat dubbelzinnig karakter: ‘Ik had een zekere reputatie die verbonden was met het woord Berlin Alexanderplatz. Maar dat was nauwelijks meer dan een woord want het boek zelf was allang verdwenen, en waar ik nu stond, wat achter mij lag, wisten ze (zijn critici -lf) niet. In plaats van mij zelf had men vroeger al een fantoom dat door een oppervlakkige kritiek in het leven was geroepen.’ In zo'n geval denkt de lezer: het is maar goed dat sommige schrijvers soms verkeerd begrepen worden, men dankt er meesterwerken aan.
Ik schreef hierboven tussen haakjes een terloopse opmerking over de vertaling. Ik heb het origineel er niet naast gehad. Toch heb ik het gevoel dat de vertaling, zeker in het begin, belabberd is. De zinnen lopen niet, de woordwaarde is dikwijls verkeerd geschat en Franz Xaver heet in het Nederlands Fransiscus Xaverius en Thérèse van Lisieux, wonderlijk genoeg, opeens weer Theresia. Het roomse taaleigen is nu eenmaal een wonderlijke zaak, dat moet men wel weten als men een rooms boek vertaalt.
■