Ver van het gewoel
Inspirerende kritieken en essays van Kees Verheul
Antwoord van een buitenstaander door Kees Verheul Uitgever: Polak & Van Gennep, 118 p. f30,-
Rudi van der Paardt
In de afgelopen jaren hebben heel wat critici van naam hun recensies van eigentijdse, meestal Nederlandse, literatuur in één of meer delen gebundeld. Zonder de pretentie volledig te willen zijn, zou ik de namen kunnen noemen van (in alfabetische volgorde) Hugo Bousset, Tom van Deel, H.A. Gomperts, Wam de Moor, Aad Nuis en K.L. Poll. Kennelijk voorziet dit soort boeken in een behoefte aan een allereerste oriëntatie bij belangstellende lezers; misschien zijn ze speciaal een uitkomst voor scholieren en studenten die ‘voor hun lijst’ moeten lezen en voor de allernieuwste literatuur nog niet over studiemateriaal beschikken.
De nieuwe bundel beschouwingen (essays en kritieken, eerder in onder meer NRC Handelsblad en Vrij Nederland verschenen) van Kees Verheul, die in 1976 een soortgelijke collectie onder de titel Verlaat debuut publiceerde, heeft duidelijk een andere doelgroep. De in de verschillende hoofdstukjes (variërend in lengte van vijf tot zeventien bladzijden) behandelde auteurs zijn niet de trendsetters van ons vaderlandse literaire wereldje, maar schrijvers uit binnen- en buitenland met een afgerond oeuvre en een gevestigde, zij het niet allerwegen erkende, reputatie. De bundel lijkt derhalve nog het meest op de verzamelingen essays van Maarten 't Hart (De som van misverstanden, Ongewenste zeereis) over schrijvers ‘ver van het gewoel’, en met alle stilistische en thematische verschillen tussen de stukken van 't Hart en die van Verheul is hun uitwerking op de lezer zeker dezelfde: zij stimuleren tot (eventueel hernieuwde) kennismaking met het besproken oeuvre.
De bundel vertoont een duidelijk driedelige opbouw. In het eerste deel is Verheul op zijn eigen terrein, de slavistiek: hij bespreekt daar op plezierig instructieve wijze het werk van twintigste-eeuwse Russische schrijvers, meest dichters. Aan het andere eind van het drieluik staat de Nederlandse literatuur: naar aanleiding van de verschijning van verzamelde werken gaat Verheul in op de poëzie van Herman Gorter, J.H. Leopold, Pierre Kemp en Chris van Geel, alsmede op het proza van Slauerhoff. In het middendeel figureren de ‘classics’ Kaváfis, Céline en Pound.