[IJzeren logica, uitbundige fantasie]
Vervolg van pagina 34
Het jaar daarop verschijnt Afsluitende uvidenskabelig efterskrift waarin Johannes Climacus een onderverdeling gemaakt heeft. Hij noemt er zeven. Maar ook dat is geen uitputtende opsomming. Die wordt nergens gegeven. Als je alle verschillende stukken bij elkaar legt, kom je tot twaalf stadia, verdeeld over vier hoofdstadia: het onmiddellijke, het esthetische, het ethische en het religieuze.
Verreweg de belangrijkste (en moeilijkste) grond voor deze indeling is de tijdsopvatting die de verschillende stadia karakteriseert. Heel summier kun je zeggen dat zij die in het eerste stadium verkeren, vrij rondzwerven tussen verleden (geheugen), heden en toekomst (hoop), zonder ergens thuis te zijn en zonder zich daarom te bekommeren. De estheticus wordt door zijn geheugen opgejaagd, de ethicus leeft in het nu, en alleen de religieuze mens heeft hoop op de toekomst.
Een andere indeling, die zich iets makkelijker laat samenvatten, is het begrippenpaar het Algemene en het Bijzondere. Dat laatste is een categorie van Kierkegaard zelf waar hij erg trots op was. Het algemene is het domein van de ethicus. Hij onderwerpt zich aan de wetten en plichten, omdat hij daarin een uitdrukking van het absolute ziet (in Kants termen: aus Pflicht). De onmiddellijke mens richt zich ook naar het algemene, niet uit overtuiging maar omdat dat het makkelijkst is. Hij volgt alleen de wet van de minste weerstand (in Kants termen: pflichtgemäss).
De religieuze mens heeft met het algemene gebroken en de sprong in het absurde, paradoxale geloof gemaakt. Hij volgt de stem van god die in zijn geweten spreekt. Kierkegaard was aanhanger van het zogenaamde theologisch voluntarisme: iets is goed, omdat god het wil. Abraham die op het punt staat zijn zoon Isaac te vermoorden, is een goed voorbeeld. Ethisch gezien is hij een moordenaar, religieus gezien doet hij het hoogst mogelijke. Hij is een uitzondering geworden. De estheticus is dat ook. Het verschil met het religieuze stadium is dat zijn drijfveer niet zijn goddelijke geweten is maar zijn hang naar steeds nieuwe en steeds pikantere ervaringen. Het prototype van de estheticus is Johannes Forforaren (= de verleider), de schrijver van Het dagboek van de verleider.
Johannes stippelt een heel ingewikkelde en omslachtige strategie uit om het meisje Cordelia, op wie zijn oog toevallig is gevallen, te verleiden. Hij wil haar alleen hebben als ze precies is zoals hij vindt dat ze moet zijn. Op die manier geniet hij vóór de verleiding zelf van zijn plan, en erna van zijn herinnering. Daarin verschilt hij van Don Juan, die volgens Kierkegaard geen verleider is, omdat hij daar de reflectie voor mist en dus in het onmiddellijke stadium thuishoort.
Eigenlijk verleidt Johannes Cordelia niet, maar probeert hij een droombeeld van haar te realiseren. Die poging is tot mislukken gedoemd, dromen horen immers niet thuis in de werkelijkheid. Zijn leven glijdt daarom als zand door zijn vingers en hij verliest zijn toekomst in een steeds wijkend heden. Wat overblijft, is alleen een herinnering. In het eerste gedeelte van Enten-Eller staan prachtige aforismen die deze lusteloze, vermoeide stemming uitdrukken. Maar die gaan uw neus dus mooi voorbij.
Het lijkt misschien of dit een volkomen verouderd en oninteressant mensbeeld is geworden met die vreemde stadia. Dat is niet zo. Kierkegaard heeft in het eerste deel van Enten-Eller een mooi en genuanceerd beeld gegeven van iemand die hyperbewust is van zich zelf en andere mensen meedogenloos gebruikt. Johannes is zo oneindig op zich zelf betrokken ‘dat zijn voeten geen sporen achterlaten’ en ‘de individuele personen zijn voor hem altijd alleen maar stimulans geweest, hij liet ze vallen zoals de bomen hun bladeren - hij verjongde zich, het loof verdorde’.
Maar geluk brengt het hem niet. Vertwijfeld is hij steeds op zoek naar iets nieuws, iets anders. Er is niets wat hem lang kan boeien, geen enkele verhouding die hij de moeite waard vindt om uit te diepen. Hij kán het niet eens, omdat hij net als een spiegel alleen het beeld van zijn ‘geliefde’ kan omvatten, nooit haar zelf. Hij is onherroepelijk verstrikt in zich zelf en zijn intriges. Een gekwelder en eenzamer wezen is er niet.
De estheticus van Kierkegaard werpt zijn slagschaduw vooruit over ons eigen moderne leven met zijn reflecterende zonnebrillen en hermetische koptelefoons, waar zelfverwerkelijking (wat dat in hemelsnaam ook zijn mag) het hoogste goed is en waar vrijheid alleen als onafhankelijkheid wordt opgevat. Vrij zijn van iedereen, vrij van alles! Kierkegaard heeft het honderdvijftig jaar geleden al beschreven. Zijn remedie - een sprong in het ongerijmde - mag dan niet zo aantrekkelijk zijn, de diagnose heeft hij haarscherp gesteld. Dat is een reden om hem vandaag nog te lezen.
■