Sporen in de sneeuw
Gerard Brands
De winter van 1855 was streng in Zuidoost-Engeland. De rivieren waren bevroren en alles was ondergesneeuwd. Toen de bewoners van een dorp aan de monding van de rivier Exe op de ochtend van 9 februari uit hun raam keken, zagen ze overal vreemde sporen in de sneeuw. De sporen hadden de vorm van kleine hoeven en dat veroorzaakte ongerustheid bij veel mensen. Hadden ze soms die nacht bezoek gehad van de duivel? Want de duivel, zo beweert men, verschijnt op aarde in de gedaante van een heer met bokkepoten. Vooral één spoor zorgde voor nogal wat opwinding. Het liep regelrecht van het huis van de dominee naar de kerk. Een groepje mannen, waarvan sommigen een knuppel bij zich hadden, verzamelde zich op enige afstand van de pastorie.
De dominee had intussen ook de hoefafdrukken in de sneeuw gezien en toen hij de mannen druk zag praten en in de richting van zijn huis wijzen, kreeg hij het een beetje benauwd. Onbewust keek hij omlaag naar zijn voeten, maar al zijn tenen zaten er nog aan. Hij trok zijn schoenen en zijn winterjas aan en stapte naar buiten.
De mannen zagen hem komen. Tersluiks keken ze naar de voeten van de dominee en zagen tot hun opluchting dat hij geen bokkepoten had. Hij droeg zijn normale maat 48.
Goede morgen, mannen, zei de dominee, een vreemde zaak, wat?
Zegt u dat wel, dominee.
Jullie dachten toch zeker niet dat ik uh...
Lieve hemel, nee, dominee, jokten de mannen.
Tekening The Tjong Khing
De dominee stelde voor dat ze eerst in de kerk zouden kijken. Stel je voor dat satan zich daar verborgen hield. De sporen hielden voor de kerkdeur op. Binnen was het ijzig koud en leeg. Geen spoor van de duivel.
Ondertussen waren hoe langer hoe meer mensen komen vertellen dat ze in de wijde omtrek die vreemde sporen hadden gezien, in elke tuin, in elk weiland, zelfs op het dak van sommige huizen. Enkele mannen volgden een spoor tot ver buiten het dorp. Het voerde dwars door dicht struikgewas, over hoge muren en zelfs door een afvoerpijp van 15 centimeter doorsnee! Onverrichterzake keerden ze terug.
De dominee, die niet graag aan de duivel dacht, opperde dat de sporen gemaakt konden zijn door een ontsnapte kangeroe. De koster dacht aan een grote vogel. Een boer zei dat het volgens hem de afdrukken waren van kattepoten, die eerst waren ontdooid en daarna weer opgevroren. Het zijn de sporen van een das, wist de schoolmeester te vertellen en anderen noemden padden, otters en een kreupele haas. Eigenlijk leken de sporen nog het meest op die van een ezel. Maar hoe kon een ezel in één nacht over zo'n grote oppervlakte sporen hebben nagelaten, laat staan over daken zijn gelopen en door een afvoerpijp gekropen? Nee, voor de meeste mensen kwam er maar één in aanmerking: satan.
De vrouwen en meisjes waagden zich niet meer op straat. De mannen eigenlijk ook en als ze hun huis verlieten hadden ze een knuppel onder hun jas. De dominee hield 's avonds een preek en bezwoer zijn gelovigen dat zij niets te vrezen hadden, al was hij daar zelf diep in zijn hart niet zo zeker van. De duivel bleef onvindbaar en de volgende dag waren zijn sporen verdwenen onder een nieuw laagje sneeuw.
■