Vicieuze cirkel
Een zelfde identiteitsgedachte, maar dan tussen psychisch landschap en fysiek landschap ligt ten grondslag aan het eerste gedicht uit ‘In de bergen’. Met ‘het tot tranen toe bijna bewogene’ zit je nog in de emotionele sfeer. Het is er, het bijna ontroerde gevoel. Dan gaat het bergafwaarts (zoals het ook met de lengte van de regels bergafwaarts gaat) en blijft de blik ten slotte rusten op een leegstaand dorpje in het dal. Kennelijk is de roerloosheid daarvan de aanleiding voor het in de eerste regel beschreven gevoel, maar natuurlijk was het ‘bijna bewogene’ daarin ook al het roerloze dorpje. Het dorpje is er, en de dichter voegt aan haar bewegingloze uiterlijk zijn innerlijke besef toe, dat het bijna beweegt (maar bijna bewegen is tenslotte net zo min bewegen als helemaal niet bewegen). Zijn veronderstelling is identiek met zijn gevoel. Zoals hij de dingen ziet, zo zijn ze.
Het is allemaal oneindig gecompliceerd, als je erover probeert na te denken, maar aan de andere kant ook weer doodeenvoudig en van alle tijden. Hoewel de gedachte van de natuurlijkheid der natuur, behalve in het motto, niet expliciet wordt uitgesproken in zijn gedichten, keert Kopland er in ieder gedicht op terug. In ‘Drentse A’ beschrijft hij hoe de rivier van die naam iets nieuws probeert te bedenken, een andere loop te volgen, terug te keren naar zijn oorsprong, maar zij kan dat uiteraard niet want voor en achter is zij altijd dezelfde. Een rivier is een rivier en niets meer dan dat. Zo is het ook met het leven; er is niets nieuws onder de zon. Het leven is het leven, de betekenis van de dingen is wat ze zijn en er is weinig kans op dat het ooit anders zal worden.
In Dit Uitzicht legt Kopland erg de nadruk op het inzicht dat de metafysica niet bestaat, dat alles toevallig is en dat er geen veranderingen mogelijk zijn. Tja, een nieuwe gedachte is het natuurlijk niet, wat dat aangaat beantwoordt het feilloos aan het eigen inzicht dat er niets nieuws bestaat. Prediker, Empedocles en dichter bij huis ‘Caeiro’ waren ook al tot die conclusie gekomen.
Dat Koplands poëzie, krachtens haar eigen inzichten niet nieuw kan zijn en het steeds over dezelfde dingen heeft, bemoeilijkt enigszins de waardering van zijn gedichten. Hij zegt het zelf in ‘Commentaren’:
‘Het al zo vaak hebben gezegd,
zoveel pogingen al hebben gedaan
Ik merkte aan mijn eigen reacties op Dit uitzicht (je moet de bundel langzaam en steeds opnieuw lezen) dat de ene keer de vicieuze cirkel waarin gedachten en gedichten draaien, de onoplosbaarheid van de gestelde problemen me flink irriteerde, maar dat dezelfde dingen me een volgende keer als grote wijsheid troffen. Laat ik bij deze afwisselende indrukken overigens onmiddellijk aantekenen dat Kopland nog steeds treffende observaties in huis heeft, zoals deze ontroerend berustende in het eerste kwatrijn van ‘Vertrek van dochters’:
‘Ze moesten inderdaad gaan, ik had het gezien
aan hun gezichten die langzaam veranderden
van die van kinderen in die van vrienden,
van die van vroeger in die van nu.’
Al moet ik bekennen dat de veralgemeniserende variatie op regel drie van regel vier de beeldende kracht mijns inziens weer geen goed doet. Koplands poëzie is de laatste tijd kaler en filosofischer geworden. Hij lijkt enigszins op weg te zijn naar de poëzie, zoals die door mensen als Kouwenaar en Faverey geschreven werd. Dat is een interessante ontwikkeling. Faverey daalde uit het autonome hooggebergte van zijn dichterschap langzaam af naar de lezer, Kopland beklimt vanuit zijn warme, menselijke poëzie langzaam de heuvel naar hermetische poëzie. Kennelijk bevredigen beide standpunten op den duur niet. Taal kan noch de werkelijkheid beschrijven noch alleen zich zelf zijn. Je zou soms gaan denken dat taal alleen maar illusies kan scheppen. Die illusies heeft Kopland, geloof ik, een beetje opgegeven.
De wijsheid van zijn gedichten stemde me al met al een beetje moedeloos. Zijn ‘uitzicht’ is dat van een aan een rots gebonden Prometheus die moet toezien dat er geen schot in de wereld zit. Zijn landschappen lijden onder de uitzichtloosheid van degene die ze ziet. In het bijbelboek Richteren of all places staat een vechtlustige tekst die ik Kopland zou willen toeroepen: ‘Wij hebben het land gezien en zie, het is zeer goed. En gij blijft stilzitten! Talmt niet met optrekken om het land in bezit te gaan nemen.’ Maar hij hoeft niet te luisteren natuurlijk.
■