Lustgevoelens
Na zijn breuk met dada begon Serner een reizend leven. Aanvankelijk bleef Genève nog zijn vaste woonplaats, maar vanaf 1923 kon men hem in alle grote steden van Europa tegenkomen. Serner verkeerde in alle mogelijke milieus, variërend van luxueuze hotels tot havenkroegen en speelholen. Waar hij al die tijd van leefde, is nooit helemaal duidelijk geworden. Er deden dan ook de wildste geruchten de ronde over Serners leven, wat nog gestimuleerd werd door Serner zelf en zijn uitgever Paul Steegemann, die af en toe suggesties over meisjeshandel in Uruguay en internationale oplichterij verspreidden. Daar kwam bij dat uit Serners verhalen een gedetailleerde kennis van de gewoonten en het taalgebruik van de Europese onderwereld bleek, zodat de geruchten graag werden geloofd. Het resultaat was dat Serner bijna voortdurend door de politie in de gaten werd gehouden, dat in Berlijn zijn toneelstuk Posada na de première in 1927 verboden werd en dat van alle kanten hetze-campagnes tegen hem gevoerd werden. In 1933 werden al zijn boeken door de nazi's verboden. Serner trok zich terug uit de openbaarheid en verdween tenslotte spoorloos. Pas onlangs is vastgesteld dat Serner in 1941 in concentratiekamp Buchenwald om het leven is gekomen.
Serners misdaadverhalen kan men beschouwen als verslagen van de observaties die hij tijdens zijn reizen maakte. Het zijn korte, intelligent geschreven, uiterst gecomprimeerde en zeer amusante verhalen, die de lezer direct midden in een gecompliceerde situatie plaatsen - de lezer moet de voorgeschiedenis zelf uit het verhaal zien af te leiden. Het thema van vrijwel alle verhalen is crimineel of erotisch bedrog, dat op zeer ingenieuze manieren uitgevoerd wordt. Serner trekt de dunne sluier van cultuur weg en legt de ware aard van de acteurs bloot. De lezer kijkt samen met Serner door een sleutelgat waarachter de hele slechtheid van de mens tentoongesteld wordt.
Van de overtuiging uitgaand dat de mens onder zijn laagje cultuur een egoïstisch wezen is dat uitsluitend op eigen lustgevoelens uit is, was een genietende observatie voor Serner de enige mogelijkheid een aangenaam leven te leiden. Bij zo'n levenshouding is het essentieel dat men op geen enkele manier bij het geobserveerde leven betrokken raakt. Zonder idealisme en zonder culturele of filosofische illusies past men zich uiterlijk aan zijn omgeving aan maar doet dit slechts schijnbaar en met de instelling van een onpartijdige toeschouwer - de echte dadaïst is een moderne dandy. In dit opzicht ging Serner veel verder dan de meeste andere dada's, die geleidelijk toch in het burgerlijke kunstcircuit opgenomen werden. Voor Serner was dada een diep gevoelde levensovertuiging, of anders gezegd, voor Serner was dada een episode in zijn ontwikkeling die hem tot een totaal gebrek aan geloof in welke waarden dan ook leidde. Na op deze manier alle schepen achter zich verbrand te hebben, moet het voor Serner een pijnlijke ervaring geweest zijn te moeten constateren: ‘Die letzte Enttäuschung? Wenn die Illusion, illusionsfrei zu sein, als solche sich herausstellt.’
■