| |
| |
| |
Van Aldo Moro tot 1984
Misdaad voor liefhebbers
Gerald Seymour, ‘Rode Vos’. Crime de la crime, 398 p., f29,50
Andrew Coburn, ‘De babysit’. Crime de la crime, 242 p., f24,50
William X. Kienzle, ‘De rozenkransmoorden’. Crime de la crime, 360 p., f29,50
Glendon Swarthout, ‘Het uur van de skeletten’. Crime de la crime, 306 p., f25, -
Theo Joekes, ‘Moord aan het Voorhout’. Uitg. Loeb, 236 p., f 19,50
José Giovanni, ‘De laatste ademtocht’. Crime International, Uitg. Loeb, 184 p., f22,50
George Markstein, ‘De diepvriesspionnen’. Crime de la crime, 245 p., f24,50;
‘Goerings laatste woord’. Prisma Misdaad, 246 p., f11,50
Paula Gosling, ‘De schietschijf’. Prisma Misdaad, 248 p., f9,90; ‘Gijzeling onder nul’, Prisma Misdaad, 274 p., f11,50; ‘Verloren spel’. Prisma Detective, 250 p., f8,75
Robert McCrum, ‘In de geheime staat’. Uitg. Het Spectrum, 240 p., f 12,75
R. Ferdinandusse
Liefhebbers van een actuele thriller kunnen hun hart ophalen aan Gerald Seymours Rode Vos. Het gaat over een actie van een jeugdig lid van de Rode Brigades niet lang na de moord op Aldo Moro, maar het kan even goed gesitueerd worden na de ontvoering van generaal Dozier. De auteur is verslaggever geweest van een Engelse televisiemaatschappij, en heeft in dat vak een rijke oorlogservaring opgedaan. Hij versloeg Vietnam, de Libanon, de Ierse burgeroorlog en ten tijde van Moro's einde was hij correspondent van zijn omroep in Rome. En al die tijd gaf hij zijn ogen dubbel de kost, omdat er een thriller over te schrijven zou zijn.
Gerald Seymour
In een interview met The Times, in 1977, legde hij dat uit: ‘De moderne thriller leunt op de authenticiteit. Wat wij tegen onze lezers zeggen is: zo gebeurt het in de wereld. We verzinnen de personen, maar het werk van bijvoorbeeld de veiligheidsdiensten is precies zoals we dat beschrijven.’ Seymours eerste twee boeken (over de Ieren, over de Palestijnen) hadden zo veel succes dat hij best van boeken schrijven kon gaan leven, maar hij bleef zijn verslaggeversvak uitoefenen om te kunnen vertellen hoe het tegenwoordig in de wereld gaat. Rode Vos is daar een treffend en aanbevelenswaardig voorbeeld van: het portret van de terroristen is prachtig, de Italiaanse autoriteiten doen er niet voor onder, en de ontvoering van de Engelse zakenman is zeer kundig opgezet, genoeg om de spanning vierhonderd pagina's vast te houden. Want Seymour kan uitmuntend schrijven, en na Rode Vos heeft hij zich dan ook teruggetrokken om zich alleen aan thrillers te wijden, en terecht want hij kán het.
| |
Babysit
Liefhebbers van een moderne politiethriller kunnen terecht bij Andrew Coburn, een journalist uit Boston, die in 1979 in dit genre debuteerde, en wiens derde boek vorige maand in Amerika van de pers kwam. De Babysit gaat over een echtpaar dat op een avond laat thuiskomt, en het huis leeg aantreft, net als de wieg. Competentiestrijd tussen federale en plaatselijke politie en het echtpaar gaat zelf ook op onderzoek uit. Amerikanen hebben die traditie van verhalen op (of net over) de grens van het huiveringwekkende en Coburn maakt daar vakkundig en beheerst gebruik van. De Engelse Observer gaf toen het boek in Engeland verscheen als omschrijving: ‘Een fijn meedogenloos verhaal dat toch de toppen van de zenuwen spaart.’ De personen en gebeurtenissen verdringen de deductie, en ik noem het alleen maar een politiethriller omdat er politie in voorkomt. Vakwerk is het zeker.
Liefhebbers van alles wat rooms is, goed en kwaad, kunnen in hun handen wrijven nu De rozenkransmoorden eindelijk in onze taal is verschenen en dus bereikbaar voor een grote schaar gelovigen. William X. Kienzle is een ex-priester uit Detroit, en naar het zich laat aanzien vastbesloten om de voetsporen te drukken van Harry Kemelman en zijn rabbi-serie, alleen dan in het roomse milieu. Kienzle heeft zich voor het moordwerk laten inspireren door Ellery Queen: nonnen en priesters worden op gruwelijke maar ook smakelijke manier omgebracht door een figuur die aan zijn beulswerk symbolische waarde toekent en zijn slachtoffers daarom een rozenkrans in de verstijvende handen duwt. Het raamwerk om de maniak en zijn slachtoffers heeft Kienzle breed opgevuld, met niet alleen de speurende Vader Koesler, maar ook heel wat andere figuren uit de katholieke kerk en uit de katholieke pers, want gelovig Detroit bevat twee elkaar op leven en dood bestrijdende roomse bladen die gek zijn op wierookschandalen, en een aantal politiemannen die het ook heel aardig vinden om een tijdje te werken tussen nonnen en paters. Kienzle kent het katholieke wereldje perfect en bouwde om de motieven van de moordenaar een mooi theologisch sausje. Vanwege de vernuftig bedachte plot moeten andere zaken lijden: af en toe verdwijnt de vaart, niet alle karakters zijn even geloofwaardig, en Kienzle doet alle moeite om de kerk niet belachelijk te maken, want hij is er lid van gebleven. (‘Ik ben nog steeds katholiek. Je kunt het vergelijken met de staat, ik heb best wat tegen de USA maar ik blijf toch burger van dat land.’)
| |
Western
Liefhebbers van de woestijn en het oog om oog, tand om tand, kunnen het best eens wagen met Het uur van de skeletten, de vertaling van de eerste thriller (Skeletons) van Glendon Swarthout. Swarthout is een landgenoot, in die zin dat zijn voorouders tweehonderd jaar geleden vanuit Groningen naar Amerika vertrokken. Hij schreef avonturenromans over het woeste westen, onder andere They came to Cordura, verfilmd met Gary Cooper, en The Shootist, waarnaar de laatste film met John Wayne is gemaakt. Skeletten gaat over een kinderboekenschrijver uit New York, die naar de woestijn van Nieuw Mexico trekt om de moordenaar van de nieuwe vriend van zijn vroegere vriendin te vinden en daarbij terechtkomt in een stadje waar een lynchpartij en een rechtszaak uit het verleden nog steeds leven, en oorzaak van nieuwe misdaden zijn. Dat op zich zelf geeft een uitermate boeiende intrige in een - vind ik - boeiende omgeving. Twee dingen zijn minder leuk: Swarthout heeft de kinderboekenschrijver af en toe een stijltje aangemeten van korte zinnetjes en KAPITALE uitroepen, en de slothoofdstukken waarin het weer goed komt met de vriendin hangen er een beetje treurig achteraan.
Andrew Coburn
Liefhebbers van misdaadboeken die teruggrijpen op gebeurtenissen uit het verleden, moet ik wijzen op de derde detective van Theo Joekes. Zijn eerste, Moord in de Ridderzaal, introduceerde het detectivepaar Elizabeth Brederode (griffier 2e Kamer) en Con Hendrix (hoofdinspecteur), een beetje een saai en traag boek omdat Joekes alle gegevens tot in alle details achter elkaar
| |
| |
zette, zonder van Agatha Christie te leren hoe je die moet gebruiken om je lezers te manipuleren. Zijn tweede boek heb ik niet gelezen, maar er kan niet veel in gebeurd zijn want pas op het eind van dit derde boek, Moord aan het Voorhout, gaan Elizabeth en Con, zij het schuchter, samen naar bed. Veel van de intrige wordt op achterflap en zelfs in de Verantwoording vooraf verraden, dus kan ik ook schrijven dat het gaat over een teruggevonden dagboek uit de tijd van Leidens ontzet (1574) dat een bedenkelijk licht werpt op het gedrag van Pieter van der Werff, toen Leidens burgemeester, en de man die zijn linkerarm ter beschikking van de gaarkeuken stelde.
De eerste helft van het boek gaat voornamelijk over de liefdesverhouding van een Leids wetenschapper met de kleinkleinkleindochter van die Van der Werff, een meisje dat een ziekelijke fantaste blijkt. Joekes beschrijft die verhouding houterig maar zeer fascinerend is dat het lijkt alsof hij zo iets zelf heeft meegemaakt. Met dat boeiende liefdesverhaal en dat oude document is al twee derde van het boek opgebruikt en de combinaties van Elizabeth en Con worden dan ook met grote haast afgeraffeld, vol toevalligheden. Elizabeth wil ineens het onderzoek stilleggen om naar de kermis te gaan! (‘Ik word in de Kamer iedere dag van mijn leven geleefd. Ik zou zo vreselijk graag midden in mijn werk weer eens spontaan iets doen.’) En dan zien ze vanuit het reuzenrad weer een lichaam in de dakgoot van de Koninklijke Bibliotheek liggen. Tja. Maar de gedeelten met die kleinkleindochter van Van der Werff zijn boeiend.
| |
Deuxieme souffle
Liefhebbers van Franse gangsters, en Franse gangsters zijn door een hele reeks Franse films aan de cultuur toegevoegd, moeten zich De laatste ademtocht niet laten ontgaan. Het is het boek (geschreven door José Giovanni) waarnaar Melville de bekende film La deuxième souffle maakte. Lino Ventura staat op het omslag. Overvallen, nachtclubs, Marseille - wie de films kent zal het boek van Giovanni (1958) met verrukking lezen. Franse thriller-schrijvers neigen - althans voor zover ik ze ken - tot overdaad in woordgebruik, maar in dit geval zijn zowel de plot als de personages ijzersterk. Gangster Gu Minda trapt een beetje in een politieval en noemt per ongeluk de naam van een mede-overvaller, die daardoor gearresteerd wordt. Dan treedt de mannelijke erecode, een zware ondertoon in Giovanni's gangsterboeken, in werking en worden de pistolen getrokken en eindigt de zaak in bloed. Bij wijze van nawoord is aan het boek een verkort essay van Theo Kars over Giovanni toegevoegd, dat veel over Kars en minder over Giovanni vertelt.
| |
Testament
Liefhebbers van spionage tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben sinds kort weer The Cooler van George Markstein tot hun beschikking. Het verscheen in 1974, en werd toen bij uitgeverij Hollandia vertaald als De gedoemden. Crime de la crime heeft het nu opnieuw op de markt gebracht als De diepvriesspionnen. Volgens de auteur is het een (bijna) waar gebeurd verhaal. Een aantal van de agenten die door de geallieerden in West-Europa werden gedropt, raakte overspannen of gestoord.
Die werden met grote haast opgeborgen in the cooler. Om enkele van die spionnen bouwde Markstein een krachtige intrige. Het is zijn beste boek. Markstein is een exscenarioschrijver van de BBC, en die afkomst is - door de sterke verdeling in afzonderlijke scènes - in zijn boeken terug te vinden. Van hem is bij Het Spectrum verschenen Goerings laatste woord (uit 1978), een verhaal waarvan de eerste helft zeer spannend en verrassend is, totdat blijkt dat Goerings testament de motor is waarop een Britse fascistische organisatie wil gaan draaien, en dat gegeven is al vaker getoond.
| |
Paula Gosling
Liefhebbers van aardige thrillers van een nieuwe schrijfster, waarvan bovendien al haar drie boeken, en nog goedkoop ook, vrijwel tegelijk in de winkel zijn gebracht, moeten in het rek op zoek naar Paula Gosling. Uitgeverij Het Spectrum zorgt zelf voor enige verwarring. Paula Goslings eerste twee boeken (De schietschijf, 1978; Gijzeling onder nul, 1979) zijn uitgebracht in de serie Prisma Misdaad, een serie met zwarte omslagen en een zilveren slangekop. Haar derde boek (Verloren spel, 1980) zit echter weer in de serie Prisma Detectives, die ook alweer anderhalf jaar geleden een nieuw vignet kreeg: twee zware letters PD op het omslag. De enige reden voor die verschillende plaatsing in die series die ik kan bedenken, is dat in dat laatste boek enige tijd een privé detective optreedt, in een kleine rol, maar voor de rest is er weinig verschil. Gosling is een Amerikaanse die al een jaar of tien in Engeland woont. Haar plots zijn origineel (een vrouw die plotseling doelwit wordt van allerlei aanslagen: een gezelschap in een vliegtuig dat wordt gekaapt, waarna ze allemaal worden ondergebracht in een villa boven de poolcirkel, waar sneeuw en ijs ontsnapping onmogelijk maken; een bekend pianist wiens vorige vrouw wordt vermoord en die daarom doelwit van gangsters wordt die hem van die moord verdenken. De uitwerking van die plots is onderhoudend en ook wel conventioneel. Wie had verwacht dat Paula Gosling de gelegenheid te baat zou nemen om iets te wijzigen aan het beeld van de vrouw in de thriller komt bedrogen uit, ze blijft de versiering, de moeder, de zorgende.
| |
De geheime staat
Voor liefhebbers van een opmerkelijke thriller moet ik een verzuim goedmaken. In 1980 verscheen in Engeland In the Secret State, van de jonge Robert McCrum, een boek dat door een flink deel van de critici werd ontvangen met paukenslagen en tromgeroffel. Het werd een kleine bestseller, wat ook gold voor de pocketeditie die een jaar later verscheen. Het is mij ontgaan dat het boek toen ook in het Nederlands is verschenen, gebonden, en ongetwijfeld nog verkrijgbaar.
Paula Gosling
In de geheime staat, zoals het hier heet, heeft de ondertoon van 1984. Frank Strange, hoofd van een inlichtingendienst, wordt op de dag dat hij met pensioen gaat geconfronteerd met de zelfmoord (?) van een medewerker, een computertechnicus. Hij gebruikt de eerste dagen van zijn vrijheid om de achtergrond van die zelfmoord te onderzoeken. Het verhaal speelt in een tamelijk grimmig Engeland, waar de straatterreur en bomaanslagen schering en inslag zijn. De dienst van Strange, en andere diensten, doen weinig anders dan alle gegevens over de aanslagen, de bedrijvers, maar ook over andere verdachten, omdat ze anders denken en schrijven, in computers te stoppen. Hoe meer aanslagen, hoe belangrijker de computers. Een vrij nauw, maar fascinerend gegeven dat McCrum kalm maar subliem uitwerkt. De eerste hoofdstukken, de introductie in de geheime staat, vereisen wat aandacht, maar daarna krijgt het verhaal de dwingende cadans van een tijdbom, het tikt en tikt en met elke tik groeit de zekerheid dat er geen ontploffing zal zijn. Het lijkt een melig thema: de absolute staat, de computer, de verklikkers zijn onder ons. Maar McCrum werkt het zo onontkoombaar uit dat een liefhebber het zich niet mag laten ontgaan.
■
|
|