Een houding
Louis Ferron
De pest van deze tijd is dat je over alle gebeurtenissen en verschijnselen die zich voordoen onmiddellijk een mening paraat moet hebben. De media hebben het voorwerk al verricht, de lezer, kijker, luisteraar wordt geacht dit te bevestigen. Is hij een andere mening toegedaan of wil hij het eerst nog even aanzien, dan wordt hem gebrek aan solidariteit verweten.
Parkeerprobleem hier, revolutie daar, het weer in Nederland, de subsidiëring van de hoefsmeden, de onduldbare terreur waaronder jongeren in dit land gebukt schijnen te gaan: het wordt allemaal op even hoge toon van de daken geschreeuwd. De radeloze burger gelooft inmiddels werkelijk dat al die verschijnselen van vergelijkbaar belang zijn. En dus loopt men vandaag te hoop tegen dit, morgen tegen dat. We zijn allemaal ééndagsvliegeniers geworden; wat zich aan werkelijk belangrijke tendenzen voordoet en of deze tendenzen wellicht niet schuilgaan achter willekeurige slogans, vermogen we nauwelijks tot niet meer te onderscheiden.
De ontevredenen, actievoerders op velerlei terreinen - van verdroomde idealisten tot de platste egoïsten - mogen zich in een aandacht verheugen waarvan ze niet eerder hadden durven dromen; ze raken over hun toeren en verpakken hun in aanleg dikwijls op psychologische gronden gebaseerde verzetshouding in een politiek papiertje: dan vliegen de eerste keien door de lucht en worden brave dienders en ontstemd toekijkende omstanders uitgekreten voor ‘fascisten’. Op dat moment lijkt de nieuwe heilstaat voor de deur te staan. Alleen nog even zo'n romantische revolutie...
Voor wie ooit bereid is geweest een kijkje te nemen achter de anekdotische coulissen van mijn romans, heb ik ongetwijfeld al menig uitzicht op mijn politiek/maatschappelijke opvattingen verschaft. Ten overvloede wellicht heb ik de motti in mijn romans nog eens als extra wegwijzers laten fungeren. Het komt - al te globaal - hierop neer: de mens deugt tot niets en in zijn streven, althans in de ogen van zich zelf en zijn al of niet vermeende lotgenoten te deugen, schiet hij bok op bok en maakt daarbij anderen ongelukkig. Het is een bewust verschraalde visie op het menselijk bedrijf, een beperking die ik mij omwille van het resultaat meen te moeten opleggen. Niettemin sijpelt er iets van deze opvattingen door in de opinies van de staatsburger die ik ook ben. (De kip-en-ei-kwestie behandel ik een andere keer.) Maar of dat nu ook onmiddellijk het hebben van een mening inhoudt omtrent de door VN genoemde verschijnselen? Ik heb een houding en die laat zich niet pardoes tot een mening vertalen zolang deze verschijnselen nog té actueel en te weinig uitgekristalliseerd zijn.
Ik kijk toe, met een mengeling van walging en geamuseerdheid. Er vliegt een kei door mijn raam; de trein waarin ik zit, wordt uit de rails gelicht; de damesterreur probeert mijn vrouw aan te praten dat ze met mij niet gelukkig kán zijn; ik op mijn beurt zou onmogelijk gelukkig kunnen zijn in een samenleving als de onze omdat die op botte autoriteit en domhouderij van het ‘gewone volk’ is gebaseerd...
Vader is wanhopig van huis weggelopen of heeft zich - iets laffer - in het matrozenpakje van zijn kinderen gestoken. Nederland verkleutert, de chaos dreigt compleet te worden. Alleen nog even zo'n romantische revolutie... Ernst von Salomon begreep het al: ‘Prüglen ist immer fein, auch wenn man selbst Hiebe bekommt.’
En tussen de schertsbommelding van verveelde jongeren uit Emmer-compascuum en de zinloze slachtpartijen elders in de wereld door denk ik maar: alle mensen de wereld uit, te beginnen in Nederland.
■