De Brownse beweging
Willem Brakman
Karl Otto Apel behandelt in een van zijn boeken het apriori der communicatiegemeenschap, een en ander vanuit zijn behoefte de waardevrije wetenschap als wat minder waardevrij te onthullen. De mens, die in het beoefenen der humane wetenschappen zowel als object als ook als subject optreedt, kan uiteindelijk ook in de exacte overwegingen doelen en waarden niet ontlopen. Toch hoeft dit nog niet direct te leiden tot grondmist; het beoefenen van wetenschap sec, zo stelt Apel, vooronderstelt altijd al een minimale ethiek, namelijk het respect dat wetenschappers voor elkaar als subject en voor elkaars kritische argumentatie dienen te hebben. Iedereen die zinvol argumenteert, vooronderstelt een gemeenschap van gelijkgerechtigde, kritische mensen of met andere woorden: de redelijkheid omvat tegelijk ook al de wil tot redelijkheid. Met enige bereidheid kan men dit doortrekken tot een gemeenschap, waarin alles wat deze bovengenoemde kiem van ‘verstaan in overleg’ dwarszit, wordt uitgesloten; geen dogmatische verhardingen meer, geen beperking van meningsuiting, geen manipulatie, geen demagogie et cetera. Kortom, Poppers open maatschappij. Niet de besten en slimsten aan het roer maar de socratische mens, dat summum van aanspreekbaarheid en inzicht, dat is pas een garantie voor een effectieve stofwisseling tussen hoog en laag. Over dit concept van het onbegrensde verstaan ligt de glans der waarheid, ik geloof daarin, in deze oeverloosheid van kritiek, protesten, petities, forums, symposiums, acties en praatgroepen. Zelf ben ik geen man voor openbare discussies daar ik er een hekel aan heb het woord kwijt te raken als ik even ademhaal, en voor de straat heb ik maar weinig talent. Maar ik zie met genoegen het op elkaar inwerken van argumenten, van geduld en ongeduld, van grof molest en scholastische verfijning. Dat dit in overmaat gebeurt en nog toeneemt, is een sieraad dat eigenlijk maar één nadeel heeft: de reflectie is werkelijk eindeloos, steeds
weer is het mogelijk er nog een vinger bij op te steken, deze te schudden en het woord te vragen. Dat bergt een risico in zich, namelijk dat van de ‘Brownse beweging’, een toestand waarin wel alles intens bezig is, maar het geheel stilstaat.
Behalve dit kan ik mij ook niet aan de indruk onttrekken dat er zich naast deze geweldige kritische massa, deze zware en totale inzet, iets merkwaardigs afspeelt, wel door iedereen bekeken, niet door iedereen gezien. Opeens verschijnen er oorbellen in neuzen, diamantjes in voortanden, broekspijpen worden zo maar onhuiselijk wijd of onrustbarend dun, haren zijn op slag overal rood, nagels zwart, jurken worden gehalveerd, men strompelt gehandicapt voorbij op naaldhakken hoog als lieslaarzen. Feodale machten met een verachtende willekeur. Samen met de genadeloosheid der reclame, muzak, posters, met door spuitbussen bestormde muren, draagbare radio's, ringelorende toptien, het erotisch klokken der tijdschriften, lichtreclames geheel volgens de laatste fysiologische gegevens afgevuurd, televisieseries, barpraat, de persoonsverheerlijking van de week, beroemde boezems en voorgeschreven filmbezoek is dit een gigantisch oppervlak, een macht die hemels tenten spreidt. Een melkweg van indrukken dondert op ons neer en bombardeert feilloos de gevoeligste plaatsen. Reeksen een-twee-combinaties treffen ons waar we nog net weet van hebben, maar daaronder sluipt een continuüm van kleinste doseringen, in kleinste afstanden toegediend. Flathoge benen zag ik in Parijs met ontoelaatbaar schone enkels die mijn avond verpestten tot in het merg, geen verweer tegen. Dat zijn allegorieën daar aan de wand der stad, godinnen gaan daar hooggehakt, hoeren poetsen daar hun tanden.
De wereld verdicht zich aan de periferie, wordt hol, ideeënjagers dwalen nog maar door spookachtige ruimten, galmend en licht ridicuul. Wie kent nog zich zelf? Misschien wordt een zendelingschap in Gary Grant, een stevig karakter in Humphrey Bogart, een boos karakter in de Rolling Stones.
Honger in land X, maar verder worden ook de rokken weer korter. Waarom verwijden zich de pupillen? Mogelijk verlopen revoluties via speciale kolonelspetten en hun sound. Wie begint met knielen kan het geloof verwachten, de nieuwe mens wordt van buiten naar binnen opgebouwd. Gedachten komen voortaan uit muziek, parfum, kleding, huid, oog. Er gebeurt wat, maar wat? Er gebeurt onder andere dat de hit van de week meer doet dan een heel schrijversleven, dat Freddy kan zingen in B mol dat hij zo eenzaam is op zee, en dat een deel van de jeugd er op slag een probleem bij heeft. En: dat niemand meer precies weet, waar de woon is van begrip, karakter, talent, overtuiging, idealisme.
■