Het cultuursocialisme van Jacques de Kadt
De Nieuwe Kern en Karl Barth
De Nieuwe Kern en Karl Barth door A.A. Spijkerboer Uitgever: J.H. Kok, Kampen, 153 p., f29,90
Bart Tromp
Het theologische proefschrift van A. Spijkerboer is een merkwaardig werkstuk. Het is kort, en goed geschreven en dat zijn geen gebruikelijke kenmerken van dissertaties. Maar waar ik op doel, als ik van ‘merkwaardig’ spreek, is de vraagstelling.
In feite komt die neer op de vraag: had Jacques de Kadt gelijk met zijn beschuldiging dat de theoloog Karl Barth na de Tweede Wereldoorlog ‘een bewonderaar van de communistische heilstaat werd - en nog wel van de heilstaat zoals die onder Stalin functioneerde’? Spijkerboer tekent daar bij aan dat Barth wel nooit van De Kadts beschuldiging zal hebben gehoord, en als hij dat wel had gedaan, dan zou hij er zijn schouders over hebben opgehaald, want dit verwijt werd hem toen voortdurend gemaakt. Zo'n relativering van de schrijver zelf maakt die van de criticus overbodig. Voor Spijkerboer is deze vraagstelling een gezochte aanleiding om twee werelden die hem duidelijk sympathiek zijn met elkaar te verbinden. De eerste wereld is die van De Nieuwe Kern, het nooit meer dan 200 abonnees tellende tijdschrift dat Jacques de Kadt en Sal Tas na het échec van de OSP in 1933 oprichtten en tot 1940 volschreven. In dit tijdschrift - intellectueel zeker het boeiendste wat er in die tijd in het Nederlands verscheen - ontwikkelden De Kadt, en zijn onderschatte leerling Sal Tas (diens De illusie van de ondergang 1946 - is een oorspronkelijk en erudiet werk) vanuit een systematische kritiek op het toenmalige socialisme een nieuwe conceptie van socialisme, waarin de ontwikkeling van de cultuur niet langer ondergeschikt wordt gemaakt aan materiële verlangens, maar dat juist de productie in dienst gesteld wordt van de ontwikkeling van de cultuur. In de bondige weergave door Spijkerboer van deze ideeën blijkt niets van de achterhaaldheid van deze conceptie van cultuursocialisme, integendeel ze doet verrassend modern aan in een wereld waar de zinloosheid van de steeds verder gaande opeenstapeling van materiële rijkdom duidelijker wordt naarmate de onmogelijkheid daarvan meer gevoeld wordt. Dit cultuursocialisme wordt tegelijk gedefinieerd door z'n negatie én concurrent: het fascisme,
waarin, om een onvergetelijk citaat van De Kadt te gebruiken, geldt: ‘van het leven genieten, dat is in auto's rijden en brullen’.
J. de Kadt