Het moment van ontsluiering
De verzamelde verhalen van Frank O'Connor
Collected Stories door Frank O'Connor Uitgever: Alfred Knopf, 702 p., f60,20 Importeur: Van Ditmar
Ed Schilders
Het was een Nederlander - en ik vind dat we daar trots op mogen zijn - het was onze landgenoot Adriaan Beverland, auteur met belangstelling voor religie en erotiek, die vroeg in de achttiende eeuw als eerste de aardsparadijselijke appel waarmee Eva de man verleidde geïdentificeerd heeft als een seksueel geladen symbool.
Beverland is misschien geen bijzonder belangrijk auteur geweest, lezen kon hij blijkbaar heel goed. Het derde hoofdstuk uit het bijbelboek Genesis, waarin dit oerstaaltje van burgerlijke ongehoorzaamheid beschreven wordt, sluit perfect als we de vrucht en de slang, die de vrouw verleidde, als erotische symbolen zien: nog geen tien verzen na de eerste hap haakt God zelf in op wat tot dan toe, ongetwijfeld uit stilistische overwegingen, nog niet met name genoemd is: ‘Tot de vrouw zei Hij: “Ik zal de smart van uw zwangerschap zeer doen toenemen.”’ En Beverland, close reader die hij was, concludeerde hieruit het onvermijdelijke: de erfzonde was niets anders dan de allereerste geslachtsdaad.
De Ierse schrijver Frank O'Connor (1903-1966) moet tot dezelfde conclusie gekomen zijn. In één van de vele verhalen waarin de religie en de ongewenste implicaties van de katholieke moraaltheologie centraal staan, confronteert hij een biechtvader - Father Cassidy - met de zonden van een ongehuwd meisje van negentien. Na een aanloop van een aantal misstapjes die, meen ik, ‘dagelijkse zonden’ werden genoemd, volgt de doodzonde: ‘“Ik heb geslachtsgemeenschap gehad met een man, vader,” zei ze rustig en weloverwogen.’ Zegt ze rustig en weloverwogen. Berouw toont ze niet, noch angst voor het schandaal dat ze ongetwijfeld in haar geboortedorp in de streng katholieke Ierse provincie zal veroorzaken. Father Cassidy neemt de uitdaging aan: ‘Een filosoof van zestig die zich door een Eva van negentien de les liet lezen over de appel! (...) Zelf had hij de appel nooit geproefd maar over appels in het algemeen wist hij heel wat, en in het bijzonder over die appel die deze Juffrouw Eva nooit zou kennen, al bleef ze haar hele leven lang appels eten.’
Het is een typisch O'Connor-verhaal in meerdere opzichten, maar juist in deze scherp begrensde situatie waarin het goede en het kwade ogenschijnlijk hun voorspelbare vorm hebben gekregen aan beide kanten van het biechtvenster laten O'Connors werkwijze en ideeënvorming zich het duidelijkst herkennen.
Na een aantal ‘intieme vragen, zoals een dokter of een priester die mogen stellen’, begint de lezer te begrijpen dat Cassidy niet op jacht is naar berouw of schaamte, maar dat hij het meisje tot een duidelijker inzicht in haar motieven wil dwingen. Via een korte reconstructie van het verleden dringt hij door tot de voor het meisje ontnuchterende realiteit: ‘één voor één trok hij de sluiers van de romantiek weg, tot ze niets anders over had dan een kil, boosaardig, cynisch avontuurtje, als een stuk vettig vlees op een bord.’
O'Connor kent in zijn verhalen slechts één doelstelling, het wegrukken van sluiers. Het psychologisch conflict en het daarmee samenhangende morele probleem moeten ontdaan worden van alle misleidende vooringenomenheden tot er niets anders over blijft dan O'Connors persoonlijke opvatting over de zuivere, morele waarheid. Het resultaat is vrijwel altijd strijdig met de aanvaarde religieuze en politieke opvattingen. In dit biechtverhaal is de werkelijke ‘zonde’ niet de buitenechtelijke verhouding van het meisje, maar haar oneigenlijke motief dat veel bedreigender is voor haar geestelijke leven hier op aarde: ‘je dacht,’ stelt Cassidy vast, ‘dat dit wel een smakelijk verhaaltje zou zijn om aan je zuster door te vertellen...’ En wat op religieuze gronden goed wordt geoordeeld, het berouw, wordt door O'Connor ondergeschikt gemaakt aan haar bezinning op de realiteit die zojuist aan het licht is gekomen - dat ze zich heeft laten misbruiken vanuit een misvormd verlangen naar de schijn van volwassenheid en romantiek. Tot zover is de geestelijke, de biechtvader, niet echt noodzakelijk geweest voor de betekenis van het verhaal. O'Connor zou dezelfde ideeënzuivering ook via een andere gesprekspartner bereikt kunnen hebben. Toch heeft ook Cassidy een duidelijke functie, die van de uitzondering, de priester die onder collega's slecht staat aangeschreven als ‘een schappelijke biechtvader’. Als O'Connor dan de zijde kiest van de uitzondering krijgt het verhaal de ondertoon van een vermaning aan het adres van de katholieke kerk. Mild, zoals altijd bij O'Connor, maar effectief want gemotiveerd vanuit puur humane gegevens. Her verhaal heet, heel toepasselijk, News for the Church.
Frank O'Connor, tekening van David Levine