Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982
(1982)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Boudewijn BüchWilliam Makepeace Thackeray bezocht het eiland Malta - waarop de hoofdstad is gelegen van de huidige Repubblika Ta' Malta, die bestaat uit drie hoofdeilanden en nog wat kleingoed - in 1844. Hij beschreef zijn bezoek aan de hoofdstad Valletta in een boek met de cumbersome title: ‘Notes of a Journey from Cornhill to Cairo by way of Lisbon, Athens, Constantinople and Jerusalem, performed in the steamer of the Peninsular and Oriental Company’. In de nauwelijks twaalf uur dat Thackeray op Malta verbleef bezocht hij met een panische ijver bijna alle bouwwerken die aan de Knights of St. John (de Maltezer ridders) herinnerden.
Voor zover valt na te gaan bezocht Thackeray niet de Royal Library. Het bezoek aan Malta, op de heenreis, werd echter gevolgd door een bijna drie weken durend verblijf op de terugreis. Bij deze gelegenheid bezocht de romancier de bibliotheek wél. Hij schreef: ‘Er is een goede, oude bibliotheek stampvol met goede, oude boeken (geen werken betreffende moderne wetenschap, reizen en geschiedenis maar goede, oude nutteloze boeken uit de laatste twee eeuwen) en niemand valt je lastig door deze boeken te lezen.’ Ook Byron was op Malta. De lord hield er een duister, amoureus verblijf in de nazomer van 1809. Hij moet er een ‘eeuwigdurende hartstocht’ voor een zekere Constance Spencer hebben doorgemaakt. Het lordschap zal geen tijd hebben gehad voor boeken en bibliotheken. Vóór deze vlammende passie overigens ook al niet. In het testament dat Byron vlak voor zijn Maltees verblijf opmaakte (14 juni 1809) vermaakte hij bij voorbaat zijn gehele Britse bibliotheek aan de Earl of Clare. Maar niet alleen Byron was somber vertrokken uit Engeland. Ook Coleridge reisde wanhopig naar Malta met het voornemen aan zijn opiumverslaving ontrukt te worden. Op 18 mei 1804 arriveerde hij op het rotseiland. Tijdens zijn verblijf sprak hij de opium opnieuw en hevig aan. Het kan bijna niet anders dan dat hij de Royal Library bezocht heeft. Berichten heeft de treurige Coleridge er helaas niet over nagelaten.
Walter Scott bezocht Malta in 1831. Hij visiteerde de bibliotheek en maakte in de nacht van 12 op 13 december een aardbeving mee. Toen hij in de ochtend van 13 december 1831 naar Napels zeilde, kon hij niet weten dat het grootste gedeelte van de boeken in de bibliotheek van de planken was gestort. Een kleine gedenktegel aan de westelijke havenzijde van Valletta herinnert aan het bezoek van Walter Scott. De schok van 13 december werd op de dag af 143 jaar later gevolgd door een klein schokje. The Royal Malta Library (die daardoor ‘Library of the Order’ had geheten) werd op onafhankelijkheidsdag omgedoopt in National Library. Geen Maltees noemt haar echter zo. Zoals ook geen mens weet waar het Misrah Ir Repubblika (het ‘Plein van de Republiek’) ligt. Het ligt op dezelfde plaats als Queens Square en iedere Vallettaan noemt het zo. Voor de bibliotheek, gebouwd aan het einde van de achttiende eeuw, staat nog steeds, in opgepoetste glorie, het standbeeld van koningin Victoria dat gehouwen werd door de Siciliaan Guiseppe Valenti. Er is waarschijnlijk geen bibliotheek op deze wereld die zoveel op en neer bewogen heeft als de Maltezer boekerij. | |
Boudewijn IHaar geschiedenis begint op zijn laatst in 1113 toen paus Paschalis II de Orde van St.-Jan wettelijk bekrachtigde. In dit bestek gaat het te ver een exposé te geven over het fenomeen Kruistochten, de Tempeliers en de koningen van Jerusalem. Zij vermeldt dat de Ridders van St.-Jan met hun spullen uit het Heilig Land vertrokken, op Cyprus terechtkwamen en vervolgens tweehonderd jaar doorbrachten op Rhodos (tot 1522). De ridders hadden een eigen nationaliteit en een eigen staat. Ondanks allerlei afscheidingen en opheffingen hebben sommige ridders die nog steeds. In Valletta vindt men tot vandaag een Embassy of the Order of the Knights of St-John. De politieke status van de huidige ridders is zowel uitermate ingewikkeld als wankelmoedig. Terwijl de middeleeuwse ridders op de Middellandse Zee voeren, bezaten zij reeds een schat aan documenten en handschriften. Bij voorbeeld de oorkonde uit 1107 waarin koning Boudewijn I van Vlaanderen (of: Jerusalem) aan de ridders een stuk land bij de berg Tabor schonk. De oprichtingsbul van Paschalis II bestaat ook nog steeds. Quentin Hughes spreekt in zijn Fortress (Londen 1969) er zijn verwondering over uit dat deze en veel meer, andere documenten tijdens de talloze wilde reizen van de ridders ‘niet verbrand zijn, niet in zee gevallen zijn en niet gestolen werden’. Men kan ze inderdaad bezichtigen in de bibliotheek. Het gebeurt niet vaak dat een bezoeker vraagt om een handtekening van keizer Karel V. Als ik vraag naar de akte van ‘Schenking van de eilanden Malta en Gozo op 23 maart 1530 aan de Orde van de Ridders van St.-Jan van Jerusalem’ wordt deze mij tijdens een bezoek aan de bibliotheek getoond en kan ik haar vrijelijk aanraken. De oorkonde van mijn naamgenoot Boudewijn I is helaas zoek. Maar de handtekening onder de schenkingsakte van Karel V, met een enorm lakzegel in apart foedraal, is er in al haar glorie. Tussen 1522 en 1530 zwierven de ridders op boten, geroeid door slaven die buitengemeen hard met zwepen werden aangevuurd, over de Middellandse Zee. Af en toe deden zij land aan, doch het grootste deel van de tijd doorstonden zij stormen en vijandige zeeoorlogen. Het ridder-archief heeft bijna acht jaren gedeind over huizehoge golven en langs vervaarlijke klippen. Zeer waarschijnlijk door een bevel vanuit de hemel is er niets verloren gegaan. Toen de ridders eenmaal op Malta een zekere rust vonden, konden zij hun kostbaarheden op de plank zetten. In 1565 kwam er een einde aan die rust. De Turken vielen Malta aan met tweehonderd schepen en veertigduizend soldaten. Hoe de ridders met behulp van de Maltezer bevolking deze slag wonnen, kan men lezen in Ernle Bradfords adembenemende boek The Great Siege (Penguin-pocket, laatste druk 1981). De ridders hebben vaak stukken verkocht uit hun bezit. Ondanks dat is er veel overgebleven. Er is, zoals vermeld, minder vergaan door rampen dan door verkoop. In 1669 kreeg de bibliotheek opnieuw een grote opdonder: een aardbeving hielp bijkans heel Valletta op de knieën. Wonderwel bleef het ridder-archief en de bibliotheek gespaard. Maar niet het gebouw waarin de spullen opgeslagen waren. In 1786 besloot de Orde tot het bouwen van een echte bibliotheek. Een zekere Bailli Jean Louis Guerin de Tencin fourneerde het benodigde kapitaal en Stephano Ittar ontwierp het gebouw. De bibliotheek zou rust krijgen tot 1940. In dat jaar woedde de Tweede Wereldoorlog reeds. Italiaanse bommenwerpers, ijverig geassisteerd door Duitse vliegtuigen, zouden half Malta platleggen. Over de vergeten strijd om Malta is inmiddels een kast boeken volgeschreven. Indien een lezer Micaleffs When Malta stood alone (Malta, 1981) of het ooggetuigenverslag van Hogan Malta; the triumphant Years 1940-1943 (Londen, 1978) ter hand wil nemen wordt het des te onvoorstelbaarder dat de boeken deze luchtoorlog overleefden. In 3340 luchtaanvallen stierven vijftienhonderd Maltezers; werd er bijna 12 miljoen kilo aan springstof over Malta uitgestort en werden tweeduizend Maltezers zeer ernstig gewond. De boeken bleven behouden. Opnieuw sloeg het wonder toe in de bibliotheek van Malta. | |
Zeven uurHet is een warme dag in januari 1982. Terwijl Nederland op de schaats staat betreed ik, twintig graden Celsius, de trappen van de National Library. Dom Mintoff heeft zojuist de verkie- | |
[pagina 31]
| |
zingen, op een haar na, gewonnen. De gevel van de Maltezer bibliotheek is grijs en bouwkundig interessant. Achter zware deuren vertoont zich een stoffige hal. Links kan men via een slecht in de hengsels hangende deur de Archives of St. John betreden: de immense hoeveelheid documenten die niet in de bibliotheek zelf uitgestald kan worden. Rechts leidt een trap naar de eerste etage. Langs de brede trap staan borstbeelden opgesteld van onbekende grootheden als Dun Karm (1871-1961) en John Hookham Frere. Aangekomen op de eerste etage vertoont de hal zich aan de toeschouwer nog het meest als een derderangs Empire-ontwerp. Het geheel is getoonzet in een flakkerende-kaarsen-tint. Door een deur met ruitjes en koperen handgrepen ziet men een bibliotheekzaal van een onovertrefbare negentiende-eeuwsheid. Heren in oud-modische kostuums bestuderen courantenleggers op lezenaars, vervaardigd uit mahoniehout en gerand goudleder. Voor in de zaal is een soort cour vrijgehouden, afgehangen met groen textiel, waar het bestuur van de boekerij haar vergaderingen houdt. Zij is gebouwd in het balustrade-model. Op een paar meter hoogte gaat een smalle, met portretten versierde, gaanderij de zaal rond. Op deze gaanderij is slechts het geloop van beambten toegestaan. De tijd staat stil, zoals blijkbaar in de hele mediterrane republiek: iedere klok staakt of loopt tenminste achter. In de bibliotheek hangen verscheidene uurwerken: terwijl het halftwaalf is bij mijn binnenkomst, wijst een klok zeven uur aan en een andere tijdmachine negen uur. Bordjes wijzen de bezoeker op ‘Silence’. Ondertussen praten de bezoekers luidop. In het midden van de zaal zetelt op een verhoogd plankier een functionaris achter een keukentafel die aantekening houdt van de uitlenen. De heer die vanwege invaliditeit de handen nauwelijks adequaat kan gebruiken rent op en neer om gevraagde boekwerken naar de tafel te brengen. De uitleen-functionaris wisselt met een lener luidruchtig Maltezer nieuwtjes uit. Oude mannen die couranten bestuderen aan gereserveerde tafels geven geen krimp. Zoals iedere bibliotheek die voor 1900 werd ingericht is ook deze een rariteiten-kabinet. Achter in de zaal bevindt zich een zuil opeengestapelde blokken steen die de geologische opbouw van Malta moet voorstellen. Een kopie van de Steen van Rosetta en een papier-geplakte globe maken van deze bibliotheek een verloren gewaande droom. | |
RubriceringDe Maltezer collectie is een van de voornaamste op het gebied van de geschiedenis der kruistochten en de mediterrane historie. De kaartverzameling en collectie atlassen is onvoorstelbaar prachtig. Helaas slecht geconserveerd. Een korte controle leert dat de bibliotheek veel atlassen en boeken bezit die niet of nauwelijks voldoende beschreven zijn. Als ik probeer Francisco Balbi di Correggio's beroemde ooggetuigenverslag (Barcelona 1568) van de ‘Great Siege’ in de catalogus op te zoeken, gelukt dat niet. Toch moet de bibliotheek er twee exemplaren van bezitten. De rubricering van de National Library is ouderwets. Boven de kasten is in stofgouden letter het alfabet geschilderd. Men houdt dan ook voor een groot gedeelte de volstrekt verouderde Dewey's Decimal Classification aan. Deze is alfabetisch én op jaartal van verschijnen. Zij verwijst vervolgens naar ‘letter of press, number of shelf and number of plate’. Men zou met deze complicaties nog kunnen leren leven, ware het niet dat er afgezien van het systeem-Dewey andere nevensystemen gehanteerd worden die gedeeltelijk getypt en voor een ander gedeelte handgeschreven in grote folianten zijn ingeklaard.
De Nationale Bibliotheek van Malta
Volgens het Dewey-systeem ervaart de lezer dat de Nationale Bibliotheek twee boeken aangaande Goethe bezit. Het zijn twee boeken met gesprekken van de Duitse dichter. Volgens een andere rubricering komt men tientallen boeken van en over Goethe (in de Italiaanse tongval) tegen - waarbij blijkt dat men in 1934 is opgehouden Goetheana te verzamelen. Weer een andere ingang leert dat German Fiction Goethe tot in ons decennium brengt. Het geldt niet alleen die ewige Goethe. Ook Shakespeare. Een boek traceren in deze boekenzaal is tenminste een dagtaak. Het moet per genre, of per rubriek, of per getal, of per alfabet geschieden. Een vermakelijke rubriek als aangegeven ‘Homiletic Pastoral Parochial’ komt in laatje X voor maar bestaat niet in register Y. De afdeling ‘Maltese Fiction’ is betrekkelijk nieuw: het Maltees wordt pas sedert de jaren vijftig van onze eeuw volwassen beoefend. Een boek van een recent Maltees poëet is niet te vinden. Men kan beter een boekhandel dan de Nationale Bibliotheek bezoeken indien men een moderne Maltezer lyricus zoekt. In de Republic Street te Valletta bevindt zich een boekhandel die alle Maltezer dichters en prozaïsten van de laatste drie decennia met groot gemak uitlevert. Zowel het geldgebrek als het verval van de Nationale Bibliotheek is schrijnend. Wat onbeduidend is (de jonge Maltese letterkunde) is niet te vinden en wat belangrijk is (de geschiedschrijving en de voorname manuscripten) blijkt zoek. Rijen boeken waarvan men watertandt staan door de boekwurm aangetast, met vliegertouw bijeengehouden, op de plank. Deze boekwerken worden niet uitgeleend, erger nog: ze worden zelfs niet van de plank gehaald. Er zou slechts pulp overblijven. Zaagsel en wormen. | |
NisjeLange ladders rijzen op tegen de kasten waar sommige boeken vanwege hun liederlijke toestand slechts bij een aardbeving uit zijn geweest of tijdelijk verwijderd werden gedurende de luchtoorlog. Tijdens een middag in de bibliotheek ontdek ik steeds meer catalogi en registers: een bijna verborgen, ontzagwekkend grote ‘Subject Catalogue’ en een in leder gebonden register van de ‘Regia Bibliotheca Melitensis’. In dit met zwierige letters geschreven opzoekwerk kom ik een W.H. Prescott- (die van de Conquest of Peru en Mexico) rariteit tegen: de Maltese vertaling van de hoofdstukken over The Great Siege uit zijn History of the Reign of Philip II. Achter kippegaas staan twee rijen dik duizenden delen die prijken op de verlanglijst van menige bibliofiel. Onder groen biljartlaken, bevestigd aan koperen ringetjes, ligt een rijkdom aan documenten. Er zijn kleine, getypte briefjes bijgevoegd met karig uitsluitsel. TL-buizen zijn op lompe wijze tegen de betimmering geschroefd. Terwijl ik mij vergaap aan de oudst bekende kaart van Malta, stormt er een stoottroep Engelse oudstrijders binnen. Ze vragen aan de keukentafel naar de akte waarin koning George VI Malta-als-geheel het George Cross verleende (15 april 1942). Ze rennen naar een vitrine waarin een bijzonder armoedig briefje ligt: ‘To Honour the brave People I award the George Cross to the Island Fortress of Malta to bear witness to a Heroism and Devotion that will long be famous in History. George R.I.’ Een conservator: ‘Er wordt weinig naar onze collectie gevraagd. Soms komt er een historicus van het continent. Maar die leent dan meestal uit de bulkcollectie. En die Engelsen; dat is altijd hetzelfde: die komen uitsluitend vragen naar dat briefje van George VI. Maltezers komen oude krantenleggers lezen. Die hebben een grote weemoed naar het Malta van voor de laatste oorlog. Studenten komen niet veel. Die hebben hun eigen universiteitsbibliotheek.’ De Universiteit van Malta, laat staan haar bibliotheek, is gesloten en/of nauwelijks te vinden. Als ik de Nationale Bibliotheek voor de laatste keer verlaat, zie ik naast de meest uitputtende collectie Engelse atlassen die ik ooit gezien heb, achter een ketting, een nisje. In dit Firepoint staan twee brandblussers. Een labeltje vermeldt de laatste safety-check: 1958. ■ |
|