Het huis als zetstuk
Nieuwe gedichten van Willem van Toorn
Het landleven door Willem van Toorn Uitgever: Querido, 37 p., f17,50
Rein Bloem
Bijna de helft van het volledige werk van Willem van Toorn, proza en poëzie, verwijst in zijn titels naar het verleden en de reconstructie daarvan: Terug in het dorp, De feesten zijn voorbij, Kijkdoos, Landschap voor een dode meneer, Simulatiespel, Bataafsche Arcadia, Herhaalde wandeling. Niet alleen wordt het benarde heden de rug toegekeerd, maar het verleden moet zó worden nageleefd, dat het zich voorbij het nu uitstrekt in de toekomst.
Nog sterker: wat dierbaar is in het heden en daar de kans loopt ongelukkigerwijs aan het eind te komen, wordt in het dode verleden ondergebracht om zo eindeloos voort te kunnen bestaan. In ‘Paolo Uccello, De slag bij San Romano’, in Van Toorns nieuwe dichtbundel Het landleven, gaat dit zo in zijn werk:
Gestold zal dit geweld de tijd weerstaan.
Ik berg je in de heuvels, achteraan,
verscholen achter hagen voor het oog,
leesbaar voor wie tot het verdwijnpunt gaan.
Wat het leven niet samen kan brengen, moet de poëzie maar doen, op eigen kracht of geholpen door een schilderij, een tekening of foto's: de titelreeks gaat zelfs annex vier foto's (van Theo Baart) die vier verschillende stadia van één huis laten zien: het voorontwerp - er is alleen nog maar landschap en een idee - de voltooiing, de afbraak, de herinnering die weer het zicht opent op het landschap.
Huis is een hoofdthema in Van Toorns werk, bijna een obsessie. Diepgravers kunnen nu denken aan het zieleleven; in die zin is er zelfs een heel boek gewijd aan ‘het huis’ in Achterbergs poëzie (Mevr. Ruitenberg-De Wit). Maar zo ver hoef je niet te gaan, je kunt dichter bij poëzie blijven: het gedicht als geheime, van de wereld afgezonderde plek waar Doornroosje voor een lang en gelukkig leven wordt wakker gekust. Net als Achterberg noemt Van Toorn dat Doornroosjemotief bij name en zo is er veel wat aan Achterberg doet denken, hele zinnen klinken als een echo van die andere goochelaar met de tijd. Maar er is wel een beslissend verschil: Achterberg haalt een dode figuur in, plaatst haar (of het) in een actueel gedicht, voor zolang als dat duurt en dat is maar kort. Van Toorn bant een levende figuur uit het heden en geeft die (dat) dan honderd jaar op zijn minst de tijd:
Uit: Het landleven, foto van Theo Baart
Maar vaak hoop ik dat dit papier
nooit vergaat of vergeelt,
zodat honderd jaar van hier
of nog veel verder een heel
lieve maar ook zeer eenzame
het stof van de bladzijde veegt
en letter voor letter leest:
eindelijk eindelijk samen.
Van Toorn speelt een eigenaardig spel: hij schaakt de dame naar het verleden toe, in de hoop op een positieverwisseling, een lange rokkade in de toekomst.