De dood van de oude Gerrit
Rudie van Meurs
Vorige week is de oude Gerrit overleden. Hij was nooit eerder ziek geweest. Hij heeft nooit pijn gekend en nooit echt pijn gedaan. Hij heeft een prachtig leven gehad. De dood kwam zacht en bijna vriendelijk zijn huisje onder aan de dijk binnen.
De laatste weken voelde hij zich niet lekker. Als hij over de dijk liep in z'n manchester jas, moest hij soms stoppen omdat z'n ogen zo begonnen te tranen dat hij niets meer kon zien. Als hij 's avonds, na zijn vaste visite aan Daan, de dijk opliep moest hij wel twee keer rusten omdat hij zo moe was. Op een ochtend, toen Thijs de buurman hem koffie kwam brengen, lag hij op de grond. Hij steunde en sprak onverstaanbare taal. Een paar uur nadat Thijs hem in de bedstee had geholpen kwam hij overeind en zei dat hij nooit meer de oude zou worden. Zes dagen lang leefde hij in een andere wereld. De mensen aan de dijk dachten eerst dat hij z'n geheugen had verloren. Dat was niet waar. Gerrit overzag de zevenentachtig jaar die hij had geleefd. Hij begroette mensen die al zestig jaar dood zijn. Hij zette fuiken in de put aan de overkant van de dijk. Hij strikte weer hazen en hij trok kalmoes aan de rand van de wiel. Hij plukte snijbonen en hij lachte een beetje stiekem omdat hij weer 't vroegst was en aan de stokken van Daan pas de eerste bloesem verscheen. Hij praatte met z'n oude vriend Rutjes die acht jaar geleden stierf en met wie hij nog één keer door de polder ging. Twee stropers die iedereen te slim afwaren.
De dokter zei dat Gerrit z'n leven opnieuw beleefde.
Op zaterdagavond was Gerrit weer even de oude. Hij zei dat hij nog twee dagen zou leven. Op maandagavond kwam hij uit de bedstee. Hij zette z'n pet op, liep door de mooie kamer naar de bijkeuken en zei dat iedereen het huis uit moest. Alleen Thijs mocht blijven. Hij ging in z'n stoel zitten naast de driegaatskachel. Hij pakte de pook en porde door het rooster waardoor het vuur plotseling rood opgloeide. Daarna ging hij weer zitten. Hij vroeg om een halve borrel. Hij pakte de krant van die middag en bladerde erin. Hij keek nog even om zich heen. Toen gaf hij een snik en was dood. Hij stierf net zo mooi en waardig als z'n leven was geweest.
En nu is het leeg op de dijk van het dorp aan de rivier. Elke dag kwam hij twee keer langs. Dan riep hij luid naar beneden wat het water zou gaan doen. Dan voorspelde hij het weer. Dan adviseerde hij dat het nu tijd was om fuiken te zetten. Daan liet een advertentie zetten die eindigde met de woorden ‘hij was een ruwe diamant.’ Toen Cor, die toch heus niet een van de gemakkelijksten was, een beroerte kreeg paste Gerrit zes weken dag en nacht hem op. Toen Pietje, die ook al diep in de tachtig is, last van dikke benen kreeg ging Gerrit elke dag bij hem de kachel aanmaken. Toen hij dacht dat iemand aan de dijk z'n schuld niet kon betalen bood hij z'n spaarboekje aan.
De oude Gerrit had geen familie. Hij is nooit getrouwd geweest. Hij leefde op een manier zoals mensen nu niet meer kunnen leven. Zonder luxe, zonder kleurentelevisie, zonder comfort. Maar hij was de gelukkigste man van het dorp. Hij is, op de jaren 1914-1918 na toen hij gemobiliseerd was, nooit weggeweest van het dorp. Maar heel de wereld was van hem. Hij kende elke boom en elke vogel. Hij was de beste stroper uit de hele omtrek. Pas toen hij tachtig werd heeft hij het geheim verteld van de manier waarop hij honderden hazen strikte. Als hij door de polder ging, tastte hij met z'n vingers over de klei en langs de struiken. Als hij dan pluis- en donsharen voelde, wist hij dat hier het spoor liep waar een haas langs ging. Dan zette hij een strik van koperdraad en de andere dag zat er een vette haas in. Dat vinden jullie nu misschien een beetje wreed. Maar Gerrit leefde, toen hij jong was, in de diepste armoede. Hazen hielden de mensen in leven. En Gerrit heeft ze nooit voor zich zelf alleen gehouden. Hij dronk een borrel, ja. Maar hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. Het was niet nodig, maar hij voelde zich er altijd een beetje beschroomd onder. Als een fles leeg was wierp hij die met een grote zwaai tussen het riet van de put. Als het hoog water werd spoelden de lege flessen tegen de dijk aan. Het waren er heel veel. Dan zei Gerrit, die schippers gooien vandaag de dag alles maar over boord.
Gerrit wilde per se in z'n huisje aan de dijk blijven. Hij schamperde over het bejaardenhuis. Hij wilde er nooit van z'n leven heen. De mensen aan de dijk hebben dat verlangen gerespecteerd. Toen hij de laatste tien dagen van z'n leven niet meer alleen kon zijn, hebben ze om de beurt bij hem gewaakt. Thijs, Gijs, Freek, Hein, Dir. Iedereen. Dag en nacht waren er mensen om voor hem te zorgen. En als het nog een maand langer had geduurd zouden er nóg meer mensen gekomen zijn om te helpen. Zo hoort het ook. Gerrit zou hetzelfde gedaan hebben.
■