Gaatjes
Veronica Hazelhoff, illustraties Joep Bertrams
‘Het is een verminking’, zegt Maartje's vader.
‘Ik vind het niet goed’, zegt haar moeder.
‘Je hebt ze zelf ook’, zeurt Maartje.
‘Waar hebben jullie het over?’ vraagt Egbert. ‘Ik ben maar doorgelopen, jullie hoorden niet eens de bel.’ Maartje draait zich om.
‘Hoi Eggie! Ik mag geen gaatjes van hun daar!’
‘Hoezo gaatjes?’ zegt Egbert, ‘Oefen je voor vergiet?’
‘Leuk hoor’, zegt Maartje. ‘In m'n oren wil ik gaatjes! Net zoals Gaia en José en...’
‘Moet je ze daarom ook?’ vraagt haar vader. ‘Wat ben jij een sufferd!’
Maartje wijst op haar moeders oorbellen.
‘Is zij dan ook zo'n sufferd?’
‘Nogal’, vindt haar vader. ‘Krèngen zijn het! Elke keer als we vrijen hàp ik per ongeluk in zo'n ding.’
‘Ehem!’ kucht Maartje's moeder. ‘Wat voor 'n oorbelletjes wil je eigenlijk?’ vraagt ze gauw.
‘O! Vliegjes of sterretjes of weet-ik-veel. Er zijn er zoveel. Trouwens, het is m'n eigen geld. Van opa en oma gekregen èn gespaard.’
‘Jij? Sparen?’ zegt haar vader ongelovig.
‘Ja! Als ik iets echt wil, gebeurt dat ook!’
Egbert probeert ertussen te komen:
‘Wat ik zeggen wou, weet je nog van mijn oor Maartje? Pijn dat het deed!’
‘Ja, maar dat was je eigen schuld. Wie prikt er nou zo maar een ringetje door z'n oor! In de winkel doen ze dat heel anders.’
‘Met een nietmachine?’ vraagt Egbert.
‘Zeikerd!’ scheldt Maartje. ‘Je mag wel mee hoor! Kan je het allemaal eens goed bekijken.’
‘Héé!’ zegt Maartje's vader. ‘Ik ben even de draad kwijt geloof ik. Is het dan al beslist dat Maartje gaatjes krijgt?’
‘Ja!’ knikken Maartje en haar moeder tegelijk.
‘Het is een samenzwering’, zucht Maartje's vader. ‘Ik geef me over.’
‘Dat denk ik ook’, zegt Egbert, ‘zweren bedoel ik. Dat gaan ze vast doen, die oren van Maartje.’
Maartje kijkt hem minachtend aan.
‘Ga je nou nog mee of niet?’ ‘Wat dacht je!’ grijnst Egbert. ‘Ik wil je wel eens horen piepen.’
‘Kan je lang wachten’, zegt Maartje.
Maar ze voelt zich toch wat onzeker.
Egbert, Maartje en haar moeder zijn in de juwelierswinkel waar ze gaatjes in oren prikken. De man van de winkel leidt Maartje naar een kruk. Hij laat haar twee plastic dingetjes zien waar de oorknopjes al inzitten. ‘Zo gebeurd’, zegt hij opgewekt. ‘Die knopjes schieten we er gewoon in.’
Hij heeft gelijk. Maartje voelt er niks van. Ze hoort alleen een zacht kraakje.
Triomfantelijk kijkt ze naar een teleurgestelde Egbert. De man geeft Maartje een flesje.
‘Dit ontsmettingsmiddel moet je op je oren doen. En dan drie keer per dag met schone handen aan deze zweerknopjes draaien. Drie keer. Niet meer. Dat geeft maar infecties. Na zes weken kunnen deze knopjes eruit en mag je echte in.’
‘Ik bèn benieuwd’, mompelt Egbert.
‘Hoeveelste keer is het nou al dat je draait?’ vraagt Maartje's moeder die avond.
‘De tiende! Volgens mij’, zegt haar vader, ‘maar 't kan ook de zestiende keer zijn. Ik heb ze niet allemáál bijgehouden.’
Later, als Maartje in bed ligt moet ze toch wennen aan slapen met knopjes in haar oren. Ze woelt wat en draait er nog maar eens aan. Ze heeft schone handen. Nou dan! Niks aan de hand!
De volgende dag zegt Gaia voor de les begint:
‘Oorbellen staan je leuk. Maar je friemelt er steeds aan. Het mag toch maar drie keer per dag?’
‘Ik kan het niet laten’, bekent Maartje.
‘Zenuwelijer!’ zegt Tim.
‘Wacht maar! Dat worden zùlke oren!’ wijst Egbert hoopvol.
‘Kunnen we ons nu bezighouden met de geschiedenis van de Nederlandse industrie?’ vraagt Hans.
‘De geschiedenis van Maartje's oren, dàt is pas leuk!’ fluistert Egbert voor ze aan het werk gaan.
Als Maartje die avond het ontsmettingsspul op haar oren doet, voelt ze een bijtende pijn in haar rechteroor. Ze kijkt in de spiegel. Is dat oor nou zo rood? Of vergist ze zich? Maartje heeft zich niet vergist. Midden in de nacht wordt ze wakker. Ze droomde van een reuzenwesp. Díe is er niet. Wèl pijn. Voorzichtig gaat ze op haar andere oor liggen en slaapt verder.
‘Je oor is ontstoken’, zegt Maartje's vader aan het ontbijt. ‘Weet je dat?’
‘Wat bèn je toch stom!’ snauwt Maartje. ‘Natuurlijk weet ik dat! Het doet pijn snap je!’
‘Dat knopje moet uit hoor’, zegt haar moeder.
‘Nee! het blijft er in! Anders groeit het gaatje weer dicht!’ zegt Maartje beslist. ‘Eigenwijze tor! Nou ja, je moet het zelf weten. Doe in ieder geval nog wat spul op je oor.’
Maartje doet het en knijpt d'r ogen dicht van de pijn.
‘Zie je wel!’ lacht Egbert als Maartje op school komt. ‘Je oor lijkt op een tomaat.’
‘Vind je leuk hè!’ Maartje kijkt hem kwaad aan.
‘Ja! Nou ja... doet het heel erg zeer?’
‘Of er twee wespen tikkertje spelen in mijn oor’, zegt Maartje zielig.
‘Haal dat ding er dan uit!’ ‘Gewoon laten zitten hoor!’ adviseren Gaia en José. ‘Het gaat vanzelf over.’
Vervolg op pagina 78