Essayistisch autobiografisch
Persoonlijker verhalen van Ethel Portnoy in ‘Het ontwaken van de zee’
Het ontwaken van de zee door Ethel Portnoy Uitgever: Meulenhoff, 187 p., f24,90
Carel Peeters
In vergelijking met Ethel Portnoys eerste bundel verhalen Steen en been is Het ontwaken van de zee aanmerkelijk persoonlijker. Dat is een ontwikkeling, omdat Steen en been gekenmerkt werd door distantie, ook al werd alles beschreven vanuit een bij alles persoonlijk betrokken ik.
Passie en distantie, dat waren de noemers waaronder haar stijl kon worden gevangen in de eerste verhalen. Haar opleiding tot cultureel-antropoloog en haar intellectuele ontwikkeling in de sfeer en het milieu van Levi-Strauss en Roland Barthes in de jaren vijfig en zestig bezorgden haar een manier van kijken en denken waarin ze alles zag in zijn culturele en antropologische dimensie. Een figuur uit haar jeugd zoals de neger die elke avond als een dolle door de straat rende, kreeg bij haar mythische allure. Haar tante Sylvia die als een eigenzinnige Trotskiste het misprijzen van de hele familie op haar hals haalde, werd beschreven als een cultureel type. Het geven van de borst aan een baby werd een daad waarin de mythe van de oermoeder doorklonk. Portnoy was bij deze verschijnselen persoonlijk betrokken, maar dat persoonlijke werd in een algemener patroon geplaatst. Dat maakte haar verhalen substantieel en ‘crisp’. Deze manier van kijken zette ze voort in de essays van De brandende bruid en in het toneelstuk Belle van Zuylen ontmoet Cagliostro.
Haar verzameling anekdotische karakteristieken van angsten die leven in de ‘post-industriële samenleving’ in Broodje Aap heeft nog alle kenmerken van die gepassioneerde distantie, maar toch klinkt er soms al iets in door van wat men ‘preoccupatie’ kan noemen: gefascineerde betrokkenheid. Het is in feite een reeks anekdoten waarin onbegrijpelijke en angstige verschijnselen worden vertaald en bezworen in bizarre verhalen. In een Frans dorp doet plotseling het verhaal de ronde dat er meisjes zijn verdwenen uit joodse kledingwinkels. Het wordt in verband gebracht met slavenhandel. En dan het verhaal over een baby die in de ijskast werd gezet of dat van de man en vrouw die voor eeuwig in de houding van de paringsdaad aan elkaar zijn geklonken. Deze absurditeiten, uitvoerig toegelicht in de noten waarin verband wordt gelegd met vergelijkbare verhalen uit andere tijden en culturen, zijn produkten van de menselijke geest waarover Portnoy in Broodje aap met verbazing en ironie schrijft. Maar over het irrationele en ongerijmde maakt ze zich niet alleen maar vrolijk. Passie, fascinatie en preoccupatie zijn namen voor betrokkenheid bij antropologische fenomenen waaraan weinigen zich kunnen onttrekken. Portnoy wil er zich niet aan onttrekken, omdat het irrationele, bij voorbeeld in de vorm van dromen, fantasieën en surrealistische beelden, een wezenlijk deel van de menselijke geest uitmaakt. Haar visie op het irrationele is het resultaat van een rationele manier van denken: ze neemt waar dat het irrationele een onuitroeibaar leven leidt en vindt het noodzakelijk dat dit wordt onderkend. Het positivisme neigt ertoe het te ontkennen of de betekenis ervan te bagatelliseren. Het verliest daardoor de greep op zulke verschijnselen en legt ze niet bloot. Dat heeft Portnoy met Broodje aap gedaan. Het niet onderkennen van irrationele drijfveren van gedrag gaat meestal gepaard met het
toekennen van weinig gewicht aan het enige mooie kind uit de grote schott van het irrationele: de verbeelding. Verder baart die schoot voornamelijk monsters. Portnoys verhouding tot het irrationele is die van de verlichte, achttiende-eeuwse geest die inziet dat romantiek, psychoanalyse en surrealisme iets over de menselijke geest hebben onthuld dat men niet over het hoofd kan zien.
Ethel Portnoy, tekening Siegfried Woldhek