Rabbit, in uitgezogen welstand
Het derde deel van Updikes trilogie van de Amerikaanse werkelijkheid
Rabbit is Rich door John Updike Uitgever: Alfred A. Knopf, 467 p., f44,50 Importeur: Van Ditmar
Doeschka Meijsing
De kunst van de schrijver om van vervelende mensen kunst te maken. Niet echt mensen aan wie je een bloedhekel hebt. Niet mensen van wie de aanblik al genoeg is voor een verhit rood hoofd. Nee, dat soort dat enkele aardige eigenschappen bezit tegenover een triljoen andere eigenschappen die de geeuwhonger naar je kaken brengen. Van wie je de opvattingen en meningen al uittentreuren kent zonder ook maar één keer de aandrang te voelen ze te bevestigen of tegen te spreken. Als een schrijver zo iemand tot hoofdpersoon van zijn boeken kiest, moet hij wel van een diepe en onbegrijpelijke liefde voor z'n hoofdfiguur bevangen zijn om er goede boeken mee te maken.
Ik noem dat maar het Oblomov-talent.
John Updike schiep in 1960 zijn romanfiguur Harry Angstrom, beter bekend als Rabbit in Rabbit Run, ooit de beste basketball-speler van de middelbare school, maar verzeild geraakt in een huwelijk en een baantje, waarvan hij de geneugten al gauw voor gezien houdt. Tien jaar later in Rabbit Redux (1971) laat Updike Harry Angstrom werken in dezelfde drukkerij als zijn vader, maar met z'n huwelijk zit het bijna definitief scheef; zijn dochtertje is om het leven gekomen en Harry's vrouw doet het met 'n ander terwijl Harry met z'n zoontje Nelson elders een beter leven uitprobeert. Zonder succes overigens. Harry Angstrom immers zal altijd Harry Angstrom blijven, een middelmatige, kleurloze figuur met middelmatige, kleurloze dromen.
En weer tien jaar later kon John Updike niet van z'n grote liefde afblijven en schreef hij Rabbit is Rich, (1981) waarin Harry Angstrom inmiddels zesenveertig is, terug en veilig in het oude huwelijk, én behoorlijk welvarend.
Een trilogie, niet van de Amerikaanse droom, maar van de Amerikaanse werkelijkheid.
John Updike, tekening van David Levine
Nog in 1970 kon John Updike zich zelf beschrijven als lid van een generatie schrijvers: ‘We, the writers of my period have tried to find the excitements of normal, everyday life. Yes, I believe that is a significant distinction: we focussed our interest on investigation of the quotidian, whereas the generations older and younger than mine have been more economic and political in their orientation.’
Het is de vraag of Updike ook niet toen al alleen voor zich zelf sprak. Daarbij is hij een van de traditioneelste schrijvers van dit moment, die een zwak heeft voor de beschrijving van de Amerikaanse middle-class.
Huwelijken, relaties met kinderen, echtscheidingsproblematiek, het klimaat op het werk, het leven in middelgrote Amerikaanse steden, ijskasten en televisietoestellen zijn de decors waarin Updike zijn personen laat praten, praten, praten. Hun handelingen bestaan uit dagelijkse handelingen, hun beslommeringen bestaan uit dagelijkse beslommeringen en de problemen die ze hebben zijn klein, venijnig in hun alledaagsheid, maar niet minder hevig voor ze dan wanneer het grote taarten gooien tussen de wereldmachten zou uitbreken.
Het mooist heeft Updike al dat grimmige verdriet en huwelijks-gedoe beschreven in zijn roman Marry Me (1977) en in Too Far to Go dat verleden jaar in vertaling als Een huwelijk in afleveringen (Meulenhoff) verschenen is. Dat laatste boek is een verzameling verhalen, geschreven tussen 1956 en 1976 over de Maples, een stel dat gevolgd wordt vanaf hun wittebroodsweken tot aan hun onvermijdelijke scheiding. Zelden heb ik een schrijver met zoveel genegenheid voor zijn hoofdpersonen een mislukkend huwelijk zien volgen. Updike hield van de Maples, en de Maples hielden ook wel van elkaar, maar soms en meestal lukken de dingen gewoon niet. ‘Dat er een einde komt aan een huwelijk schiet te kort ten opzichte van een ideaal,’ schrijft Updike, in zijn voorwoord bij dat boek ‘maar aan alle dingen onder de hemel komt een einde en als we vinden dat tijdelijkheid iets tot een mislukking maakt, komt er nooit iets werkelijk tot een goed einde.’
Natuurlijk, zo zit dat. Het is allemaal zo pijnlijk omdat Updike, puttend uit zijn liefde voor het alledaagse, werkelijk meesterschap ten toon spreidt in zijn dialogen tussen mensen, in zijn enscenering van het huisgezin, in de taal waarmee hij de golven van erotische spanning tussen mensen kan meten. Zo knap is Updike in dat laatste dat hij zelfs badpakken die aan een lijn te drogen hangen, tot erotische verkeersborden weet te maken.
Ook in Rabbit is Rich spelen seks en erotiek hun onophoudelijke rol. Ook in dat boek is de dialoog virtuoos en slim, zijn spanningen tussen de hoofdpersonen in een voortdurend wankel evenwicht en is de ‘setting’ in het provinciestadje Brewer haarscherp.
Rabbit is nu niet meer de brokkenmaker van de vorige Rabbit-romans, maar heeft een respectabele baan als hoofdverkoper van Toyota's in het bedrijf van wijlen zijn schoonvader. Met zijn vrouw en zijn schoonmoeder in huis leidt hij een leven waar hij wel content mee is, totdat zoon Nelson, inmiddels tweeëntwintig jaar oud, opduikt om de collegebanken in te wisselen voor het ouderlijk huis en een baan in het bedrijf van zijn vader. In zijn tijd, denkt Rabbit, wilde hij zo snel mogelijk weg uit het ouderlijk huis, en nu ze de kans krijgen, willen al die kinderen weer zo snel mogelijk onder moeders rokken. Met de terugkeer van zijn zoon, compleet met vriendinnen en andere vriendinnen die zwanger blijken, met alle haat en angst tegen zijn vader gericht, begint in huize Angstrom het voortdurend gekibbel tussen vader en zoon en moeder en schoonmoeder. Het is om dol van te worden en Rabbit wordt er ook dol van, maar eigenlijk iets aan zijn situatie doen, dat krijgt ie niet voor elkaar. Zoals hij dat nooit voor elkaar kreeg.