De atoombommen op Tokyo en Dresden
Oud en nieuw materiaal over de schade van Hiroshima en Nagasaki
Hiroshima and Nagasaki, the physical medical and social effects of the atomic bombing door The Committee for the compilation of materials on damage caused by the atomic bombs Uitgever: Hutchinson, 706 p. f114,60 Importeur: Keesing
Rob Sijmons
Een hyperbool kan dodelijk onthullend zijn. Met zo'n potige overdrijving worden werkelijkheid en de absurditeiten daarin vanzelf veel helderder. Gerrit Komrij heeft ooit (in dit weekblad) een nieuw boek van Dirk Ayelt Kooiman regelrecht naar de prullenbak geprezen. Koot tooide zich op de televisie in oranje, en werd, zalvend en begrijpend lachend, geen honderd maar zeker 150 procent Bhagwan. Waardoor, ver voor de vlucht van de goeroe uit Poona, de glibberigheid en voosheid van deze sekte scherp in beeld kwam om voorgoed in vele hersencellen gebeiteld te raken.
De atoombom is een hyperbool.
Niemand zal beweren dat het een cabaretnummer betreft, zoals Koot en Komrij. Zeker niet iemand die zojuist Hiroshima and Nagasaki gelezen heeft, een feitenboek van 706 bladzijden met als ondertitel ‘The physical, medical and social effects of the atomic bombings’. En toch: de atoombom is een hyperbool. Alles wat zo'n bom aanricht is elders al vertoond, zelfs de kwalen die specifiek zijn voor radioactiviteit. De verschillen zijn slechts relatief: de vernietiging door een atoombom is sneller, heftiger, totaler.
De feiten: Hiroshima werd 6 augustus 1945 getroffen door de uraniumbom ‘Little Boy’, naar verluidt vernoemd naar president Franklin D. Roosevelt. Jarenlang is aangenomen dat ‘Little Boy’ een explosieve kracht had van twintig kiloton; nieuwere berekeningen geven 12,5 kT. Deze getallen betekenen: een explosieve kracht als van 12,5 miljoen kilo TNT, een klassieke springstof (trotyl). Drie dagen later viel ‘Fat Man’ op Nagasaki: een plutoniumbom van, naar tegenwoordig wordt aangenomen, tweeëntwintig kiloton TNT. Voor de moderne strategen zijn dit de kleine jongens onder de kernwapens. Tegenwoordig denkt men al snel in megatonnen TNT - miljoenen tonnen, per bom duizendmaal de kracht van de boven Japan gebruikte exemplaren.
Meteen na de Japanse capitulatie verschenen Amerikaanse opmeters in de vernielde steden. Hen interesseerde vooral een zaak: wat was de vernietigende kracht van de bom, en waarom? Ze tekenden nauwkeurig hoe de weinige niet geheel verpulverde gebouwen er na de ramp uitzagen. Tekeningen van geheel scheefgetrokken staalskeletten. Exact in kaart gebrachte scheuren en instortingen aan een grote school: van alle kanten bekeken.
Schaduwmeters leverden de scherpste karikatuur van de absurdistisch objectieve onderzoeker. Militairen vonden het van groot belang te weten op welke hoogte de bommen ploften. Die hoogte kon niet direct bepaald worden, maar er was een slimme oplossing bedacht. De bom gaf een zeer intense hittestraling af; alles wat aan de straling blootstond raakte op z'n minst ingebrand. Dat betekende ook: hitteschaduwen, bij voorbeeld van bomen en lantaarnpalen. Uit de plaats van een schaduw ten opzichte van de schaduwgever kan men precies plaats (en daarmee ook: hoogte) van de stralingsbron bepalen.