In het rijk van knulla-fitta-kuk
Een bundel erotica voor de vijftigjarige Theo Sontrop
Rose verhalen door J. Bernlef, J.M.A. Biesheuvel, Jeroen Brouwers, Boudewijn Büch, S. Carmiggelt, Constant P. Cavalry, Rudolf Geel, Maarten 't Hart, Joyce & Co, Gerrit Komrij, Harry M.G. Prick, Rob Schouten, Bob den Uyl, Ger Verrips, Hans Vervoort, Eefje Wijnberg en Wim Zaal Uitgever: De Arbeiderspers, 245 p., f29,50
Frans de Rover
Wat is toch precies de relatie tussen erotiek, pornografie en (literaire) kunst? Bestaat er zoiets als pornografische kunst of is dat een contradictie? Wanneer is literatuur erotisch? Alleen als roede en vagijn in elkaar gestoken zijn? Klemmende vragen, vooral opgeroepen door de uiterst verwarrende inleiding die redacteur Martin Ros voor de bundel Rose verhalen schreef.
Het idee voor een dergelijke bundel dateert volgens Ros al uit het begin van de jaren zeventig toen J. Bernlef voor de Arbeiderspers onder de titel Het land Coitha vertalingen maakte uit de Zweedse Kärlek (= liefde)-delen. De laatste ontstonden op initiatief van de uitgever Bengt Anderberg (in Bernlefs bijdrage heet de man overigens plotseling Bengt Forsberg: wie van de heren maakt hier de Freudiaanse Fehlleistung, denkend aan vreemdgaan en enorme venusheuvels?) die redelijk gerenommeerde auteurs uitnodigde om ‘een erotisch verhaal te schrijven dat in realisme niet voor pornografie hoefde onder te doen maar zich daarvan behoorde te onderscheiden door een zekere literaire rang’. Alle problematische woorden staan hier in een zin bij elkaar, maar hun betekenis wordt me er niet duidelijker op. Is pornografie nu realisme zónder literaire rang, maar wél weer erotisch of juist niet? Gezien de gretige aftrek (erotisch? sexueel? pornografisch? geladen woord) bij het publiek (Bernlef: Zou mensen dat nu echt opwinden, deze onzin?) zag Ros wel toekomst in een puur Nederlands opgezette uitgave. ‘Ook vriend Bernlef zelf hebben we er wel eens toe aangespoord om collega's tot tenminste éénmaal een erotisch verhaal te prikkelen. Het is - goddank misschien - nooit gelukt want van dit soort uitnodigingen komt doorgaans niet veel goeds. Bernlef kan (...) thans terecht bekennen dat niets zo anti-erotisch en waarschijnlijk ook niets zo antiliterair werkt als pornografie.’ Maar die gerenommeerde auteurs zouden toch uitgenodigd worden om juist niet pornografisch maar erotisch te schrijven?
Ros vervolgt zijn ‘ten geleide’ met een soort AP-fondslijst van pikante literatuur, vertelt wat anecdoten over de bestsellerauteurs Haring Arie en Harry - Wie geeft me jatmous - Boting en meldt dat hij jarenlang tientallen manuscripten door moest lezen zonder daarin ooit ‘enig erotisch realisme van rang’ aan te treffen. Erotisch realisme? Maar dit soort realisme zouden we toch pornografie noemen, dus überhaupt zonder rang? Nee, nooit is het manuscript komen aandwarrelen waaraan enige Nederlandse erotiek van ‘literaire rang verbonden mocht worden geacht.’ Zo'n opmerking doet me duizelen, daarna schateren, maar maakt me tenslotte heel bedroefd. Wat is dit nu voor begripsverwarring? Martin Ros heeft toch wel de boeken van Boon (Arbeiderspers) gelezen, of is dat Vlaamse erotiek van literaire rang? Een duidelijker voorbeeld dan: de omvangrijke boeken van Joyce & Co., Erwin en Michael van Mander (beide Arbeiderspers), zijn dat geen uitgesproken erotische werken? Erotiek heeft toch minstens de betekenis van subtiel, suggestief, sensibel de (esthetische) zinnen prikkelend? Daarom gaat van alle grote kunst, niet alleen de literaire, een erotische werking uit. Weliswaar niet bij de Arbeiderspers uitgegeven, maar ‘enige Nederlandse erotiek van literaire rang’ zou ik zonder meer toekennen aan recent werk van Brakman, Canaponi, De Jong, Kellendonk, Meijsing, Nooteboom, Reve, Siebelink, om maar enkelen in alfabetische volgorde te noemen. Maar misschien doelde Ros op de door de AP zo warm aanbevolen Eefje Wijnberg, en dan heeft hij natuurlijk gelijk.