Keukenzaad komt uit
Rob Sijmons, tekening Frederique Thomassen
Nog meer leven in de keuken. Neem een leeg klein bierflesje (dat heet een pijpje). Vul het helemaal, tot boven in de hals, met (droge) bruine bonen. Dan zie je dat er tussen de bonen nog veel vrije ruimte is. Die vul je op, door water in het flesje te gieten. Bijna tot bovenaan, want: we sluiten het flesje af met een kurk. Zet het flesje daarna weg, met een teiltje eronder en een zak eroverheen.
Na vier dagen kijken we wat er gebeurd is. Je ziet dat de vrije ruimte geheel is verdwenen. De bonen hebben water opgezogen en zijn daardoor opgezwollen. Alle bonen verdringen zich om een plaats in het flesje. Ze duwen ook tegen de kurk. In veel gevallen - maar niet altijd - heeft dat tot gevolg dat de kurk er af vliegt.
Bonen zijn zaden van bonenplanten. Het opzuigen van water is de eerste fase van het weer tot leven komen van de zaden. Daarna volgt de ontkieming: er ontstaan wortels, stengels en op den duur blaadjes. Dat kun je bereiken met heel wat meer materiaal uit de keuken. Neem opnieuw wat bonen. Doe daarnaast een keuze uit: pitten van appels, avocadopit, sesamzaad, maanzaad, pitten van zonnebloem enzovoort. Laat de zaden of pitten eerst 24 uur weken in water. Neem daarna wat potjes van toetjes. Maak in de bodems een aantal kleine gaatjes. Je hebt net zoveel potjes nodig als je soorten zaden en pitten hebt.
Vul de potjes met aarde. Stop de geweekte zaden onder: met een laag erboven van tweemaal de dikte van het zaad. Onder het potje een schoteltje met water. En een doorzichtige plastic zak erover, om de rand geklemd door een elastiekje. De plastic zak voorkomt uitdrogen.
We zetten de potjes op een plaats met veel licht. Na een aantal dagen zie je al plantjes boven de grond verschijnen. Niet alle zaad zal opkomen, niet alles gaat even snel, maar gemiddeld is het zeer verrassend.
Van de geweekte bonen houden we er ruim zes apart voor een ander proefje. Neem een flinke hoeveelheid watten, maak die vochtig, en ‘kneed’ er een bol van (iets groter dan een tennisbal). In die bol, ruim een centimeter onder de buitenkant, stop je de geweekte bonen. Een paar onder, een paar boven, een paar opzij. Doe om de bol een netje, zoals die gebruikt worden bij de verkoop van sinaasappelen. Hang de bol met een touwtje op een plek met veel licht, bij voorbeeld voor een raam. Houd de bol goed vochtig; je zou iedere dag kunnen sproeien met een plantenspuit.
Ook in de bol zien we de bonen ontkiemen en tot bonenplantjes worden. De stengeltjes komen aan alle kanten naar buiten. Maar daarna zie je nog iets anders: ze groeien allemaal naar boven. Planten weten dus precies wat onder en boven is.
Het levende deel van bonen, granen enzovoort is de kiem. Daarnaast bevatten ze zetmeel: zelf een dode stof, maar bij ontkieming en groei te gebruiken als voedingsstof, als leverancier voor de benodigde energie. Het zetmeel is verantwoordelijk voor de eerste fase van de ontkieming: het opzuigen van water, het zwellen van de bonen in het bierflesje.
Van die zetmeel-eigenschap wordt ook bij het koken gebruik gemaakt. Griesmeel, bij voorbeeld, is ruw gemalen zetmeel van graan (tarwe). Laat je het in water, of, lekkerder, in melk koken, dan neemt het de vloeistof op. Je krijgt dan pudding, vla of pap, wat je krijgt hangt af van de hoeveelheid vloeistof die je gebruikt.
Een eenvoudig recept werkt met kant-en-klaar amandeltjesgriesmeelpoeder (170 gram): een liter melk aan de kook brengen, de griesmeel er in strooien, goed roeren, tien minuten zachtjes laten doorkoken, af en toe roeren (je ziet het dikker worden), en dan over puddingschaaltjes verdelen.