Opwindende lectuur
Over haar affaires was ze allerminst terughoudend, ze publiceerde gedichten waarin het voor de tijdgenoten niet erg moeilijk viel te ontdekken aan wie ze gericht waren. Goreau citeert een gedicht, The Disappointment, waarin Aphra zich vrij pleit van schuld aan een voortijdige ejaculatie. Dat gedicht werd postuum gepubliceerd, in een pirateneditie, maar er waren andere, over even concrete onderwerpen, die niet alleen in manuscript onder haar libertijnse vrienden circuleerden.
Met een John Hoyle, ‘advocaat van Gray's Inn’, had ze een tien jaar durende, gepassioneerde verhouding. Onder zijn promiscuïteit en verontachtzaming moet ze geleden hebben. Hoyle wordt beschreven als uiterst aantrekkelijk en seksueel bijzonder aktief. Dat hij werd aangeklaagd wegens sodomie, met een poelier nog wel, moet, naar Goreau aannemelijk maakt, niet als al te ongebruikelijk of shockerend voorgesteld worden.
Goreaus reconstructie van de ‘vernuftige’ Astrea is bij zoveel bizars opwindende lectuur. Ze heeft zich uitstekend gedocumenteerd, maar helaas is ze wat al te begerig om haar heldin allerlei feministische standpunten toe te kennen. En over het in vergetelheid raken van een oeuvre: welke zin heeft het om dat per se aan masculiene conspiratiedrift te wijten? Waar schuilt dan de duistere macht die ook mannen laat delen in dat lot?
Zo te zien was Behn werkelijk niet zo begaan met haar onderdrukte medezusters als Goreau haar ons presenteert: ‘All I ask is the privilege of my masculine part, the poet in me.’ Woede over het gebrek aan seksuele vrijheid, jazeker, en ook over het meten met dubbele standaard, Mrs. Behn heeft er volop op gekankerd, maar te vermoeden valt dat ze - met eer! - vocht voor haar eigen standje. Inderdaad, in talloze spotverzen is ze voor hoer uitgemaakt, maar háár spotverzen lijken ook niet erg kieskeurig in woordkeuze. In plaats van Aphra, zoals Goreau letterlijk doet, te beschrijven in termen als ‘slachtoffer van de dubbele seksuele moraal’, is er alle reden tot tevredenheid over de effectieve manier waarop Behn terugmepte.
Hoe onnodig de klaagtoon is, blijkt uit een in 1977 verschenen biografie van Aphra Behn, van Maureen Duffy (The Passionate Shepherdess, Avon Books). Daarin wordt hetzelfde pesterige rijmpje geciteerd als in de biografie van Goreau. In een wedzang tussen dichters paradeert ook Aphra:
‘The poetess Aphra next show'd her sweet face
And swore by her poetry and her black ace
The laurel by a double right was her own
For the plays she had writ and the conquests she'd won.
Apollo acknowledg'd 'twas hard to deny her,
But to deal frankly and ingeniously by her,
He told her, were conquests and charms her pretence,
She ought to have pleaded a dozen years hence.’
‘Black ace’ betekent vrouwelijk geslachtsorgaan. Maureen Duffy weet te vertellen dat de grap waarschijnlijk afkomstig is van twee van Behns vrienden en beschermers, Rochester en Buckingham, dat de bekoorlijke leeftijd naar de algemene opinie beneden de twintig lag (Aphra was 37), en dat het gedicht heel aardig gelezen kan worden als een compliment voor haar schrijven. Over hetzelfde gedichtje maakt Goreau zich slechts boos over de anonimiteit van de aanval en de onrechtvaardigheid dat de kritiek zich richt op Aphra's uiterlijk.
Zo mogelijk nog sipper is haar commentaar op het grafschrift op de steen waaronder Aphra Behn in 1689 in Westminster Abbey begraven werd, waarschijnlijk afkomstig van John Hoyle. Goreau (die overigens verkeerd citeert, ze laat ‘enough’ weg, dat op de foto van de steen in het boek van Duffy wél te onderscheiden valt) herkent in het tweeregelig gedichtje masculiene wraakzucht en de aankondiging van een posthume literare begrafenis. Duffy, die er ook haar boek mee beëindigt, merkt alleen op, dat Aphra ermee ingestemd zou hebben:
‘Here lies a proof that wit can never be
defence enough against mortality.’