‘Iets te lang doorkloppen en je hebt boter’
Het geleide toeval bij Francis Bacon en J.F. Vogelaar
Raster 16 Uitgever: De Bezige Bij, f 22,50
Cyrille Offermans
Francis Bacon behoort tot die schilders die hun schilderijen weinigzeggende titels geven. Hij weet dat de museumbezoeker bij de confrontatie met een op het eerste gezicht moeilijk rubriceerbare voorstelling de neiging heeft houvast te zoeken bij iets buiten het schilderij: de woorden van een gids, de tekst in een catalogus, en - uiteraard - de titel. Dat houvast wil Bacon hem niet geven omdat dat het op gang komen van een kijkproces verhindert waarin picturale tegenstellingen en meerduidigheden naast elkaar blijven bestaan. Een ‘duidelijke’ titel (‘eenzaamheid’, ‘gelukkig samenzijn na gedane arbeid’, ‘angst voor de bom’) lijkt te verwijzen naar een punt buiten de tijd, buiten de geschiedenis: een van de onveranderlijke grondgegevens van de menselijke existentie. Iedereen kent die, elke uitweiding is overbodig - het schilderij in kwestie dat daarnaar verwijst feitelijk ook.
Een soortgelijk neutraliserend effect kan er natuurlijk ook uitgaan van elementen van de voorstelling. Die kunnen door de veelvuldige herhaling het karakter krijgen van een contract met de kijker: zodra je dit of dat ziet, betekent dat zus of zo. Dat soort gereglementeerde communicatie probeert Bacon met alle middelen te ondermijnen. Zelfs de schreeuwen die hij geschilderd heeft, vindt hij nog te abstract, nog te zeer een teken dat als bij afspraak bij een bepaalde gemoedstoestand hoort: ‘Ik denk dat als ik werkelijk gedacht had aan wat iemand doet schreeuwen - iets verschrikkelijks dat een schreeuw teweegbrengt - de schreeuw die ik heb proberen te schilderen beter geslaagd zou zijn.’ Die uitspraak stamt uit een gesprek dat Bacon in 1966 had met David Sylvester, en waarvan de vertaling in de nieuwste aflevering van Raster (16) staat. Nu heeft Raster in het verleden wel vaker aandacht geschonken aan beeldende kunstenaars (Giacometti, Fahlström, Tadini), maar de aanleiding daarvoor was steeds vrij toevallig. Dat is nu niet zo. Het werk van Bacon blijkt namelijk als inspiratiebron te hebben gediend voor de verhalenbundel Alle vlees (eind 1980) van J.F. Vogelaar. Achterop dat boek prijkte weliswaar een afbeelding van Bacons Painting 1946, bij wijze van vingerwijzing, maar die zou men dezelfde status kunnen geven als de vele citaten, verwerkt en onverwerkt, die dat boek bevat: een van de vele vindplaatsen van verdonkeremaande geschiedenissen die Vogelaar naar de oppervlakte schrijft - als ‘vindplaatsen die als sporen te lezen zijn van het verdonkeremaande vlees’ omschrijft Vogelaar nu ook de reeks Vleeszinnen (citaten van onder anderen Artaud, Bachtin, Bataille, Bettelheim, Freud, Kluge, Musil, Nietzsche en Swift) die in Raster zijn opgenomen. Toch zijn de schilderijen van Bacon in dit geval belangrijker, niet in die zin dat
Vogelaar die nog eens in zijn eigen woorden heeft naverteld, maar in methodische zin. Aan het eind van zijn essay ‘Door een schilderij van Francis Bacon’ geeft hij dat expliciet aan, als een soort conclusie voor de lezer die het voorafgaande niet óók als zelfreflectie had doorzien.
Francis Bacon in zijn atelier