En nu allemaal: carnavalskrakers
Karel Eykman
Mijn goede neef Joost is één van de beste praalwagenontwerpers van Bergen op Zoom. Maanden zijn ze daar lekker bezig met verzinnen, timmeren, drinken en schilderen. Stel je nou eens voor dat bij voorbeeld Philips en Shell en Unilever voortaan aan alle steden kant en klare carnavalsoptochten zouden leveren. De aardigheid zou er gauw af zijn, denk ik. Toch is er iets dergelijks aan de hand met de carnavalsliedjes.
Vroeger had elk dorp en elke stad zijn eigen carnavalslied, in elkaar gezet door de man die ook altijd op bruiloften en partijen zo leuk kon rijmen, en gespeeld door de plaatselijke hoempa. Het waren hele wedstrijden, wie het mooiste lied had, en allerlei actuele schandalen waren erin verwerkt. Die liedjes waren wel niet zo fijngevoelig als de liedjes, die Herman van Veen schrijft, maar dat hinderde niet. Veel vervelender vind ik, dat ervoor in de plaats de grammofoonplaten industrie is gekomen, die ervoor zorgt dat er in heel Nederland, tot in Friesland zelfs, een aantal domme dreunen via Hilversum drie in mijn kop gestampt worden.
Foto Anefo
Die dingen zijn voor feestvierders in Brabant en Limburg, en daar moeten ze blijven. Val mij er niet mee lastig. Zo'n lied moet begrepen kunnen worden door iemand die zowel katholiek als dronken is. Daarom zal een nummer als Ik ben tamboewwr het nét niet halen. Als Corrie van Gorp namelijk zingt: ‘Als ik op dat ding ga rammen, hoef je je haar niet meer te kammen,’ dan duurt het veertien dagen voor die dronken katholiek dat begrijpt, en tegen die tijd is het carnaval al voorbij. Nee, dan ‘Daar staat een pAArd in de gang, oho, een pAArd in de gang,’ dat is natuurlijk perfect. Waarom is dat perfect? Omdat André van Duin het zingt natuurlijk. Die hoeft alleen maar zijn hoofd te vertonen en hij kan geen kwaad meer doen, ook bij mij niet. Jammer dat je hem niet kan zien als hij op de radio is.
De hit van de Gebroeders Grimm lijkt nog het meest op een echt ouderwets Brabants carnavals nummer: ‘We hebben in het Zuiden de klok weer horen luiden, vooruit Mina de beentjes van de vloer! Als ik je in mijn armen neem, voel ik mij als een worst, een mens leeft niet bij brood alleen maar heeft ook wel eens dorst!’
Hoe komen ze erop? Je moet natuurlijk zowel veel van worst als van Mina houden om deze tekst overtuigend te brengen, zo, dat je er echt helemaal achterstaat. Maar ja, worst rijmt nu eenmaal op dorst en daar gaat het toch om.
‘Een mens leeft niet bij brood alleen’ is een regel van Jezus, uit de bijbel. Jezus bedoelde daarmee volgens mij dat het vreselijk is, als iemand zo arm is, dat hij niets anders meer kan denken dan: hoe kom ik aan eten? Het CDA heeft ook een brochure laten schrijven Niet bij brood alleen en zij bedoelden ermee dat je niet alleen om hoger loon moet zeuren, omdat er zoveel andere mooie hogere dingen in het leven zijn die je op je verlanglijst bij de verkiezingen kan zetten. Nu geef ik het hier zo kort weer, dat het niet serieus lijkt, maar neem nou maar van mij aan dat Niet bij brood alleen vol goede bedoelingen stond.
Sommige bedoelingen over ontwapening en zo waren zo goed, dat van Agt zelf ertegen was. Kan je nagaan! En nu zingen ze dan op carnaval: ‘een mens leeft niet bij brood alleen maar heeft ook wel eens dorst!’ Zo wordt het hele christelijke partijprogramma verzopen in één, grote zee van Brabants bier. Arme, arme protestantse CDA'ers...