Luchtige appelpannekoeken
4 goudrenetten |
175 g boter |
voor beslag:
1,8 dl melk |
1,8 dl room |
125 g bloem |
½ theel. zout |
6 grote eieren, dooiers en witten gescheiden |
wijnsteenzuur (bij de drogist) |
2 eetl. suiker |
poedersuiker |
Schil en boor de appels, halveer ze en snij ze in dikke plakken. Maak 8 eetlepels van de boter heet in een koekepan met een bodem van 20 cm Ø, op middelgroot vuur. Bak hierin de appelplakken in 6 minuten, zonder ze te breken, tot ze mals zijn geworden. Doe ze over op een bord.
Meng in een kom de melk met de room en roer er dan de bloem en het zout in glad. Klop hierdoor, een voor een, de dooiers en dan 4 eetlepels van de boter, gesmolten en afgekoeld.
Klop in een andere kom de eiwitten met een snuifje wijnsteenzuur en een snuifje zout, tot er zachte pieken op blijven staan. Klop dan de 2 eetlepels suiker erdoor, tot er stijve pieken op blijven staan. Roer ¼ hiervan door het beslag en schep er dan de rest van het stijve eiwit door.
Beboter de koekepan goed, na hem uitgeveegd te hebben met keukenpapier en maak hem heet op middelgroot vuur. Schep er ¼ van het beslag in, verspreid het goed met een spatel en bak 3 minuten.
Verdeel ¼ van de appelplakken in een patroon netjes over de pannekoek en schuif de pan 1½ minuut, op 10 cm onder een hete ovengrill, tot de pannekoek mooi gerezen en goudbruin is. Laat hem op een warm bord glijden en hou hem warm. Bak zo nog drie pannekoeken. Bestrooi ze met poedersuiker en dien ze op.