Een hoop goeie slechte smaak
Dertig jaar Amerikaanse paperbacks
Paperbacks U.S.A. Een Grafische Geschiedenis, 1939-1959 door Piet Schreuders Uitgever: Loeb, 248 p. f 37,50
R. Ferdinandusse
De mens is een niet intelligente hamster. Het dier sleept voorraden voedsel naar zijn hol waar hij, als het grondwater niet toeslaat, lange tijd van kan eten, maar de mens is in staat tot het opeenhopen van grote verzameling rommel. In Hilversum is men al een intelligent tv-maker als men iemand kan vinden die voor de camera wil laten zien hoe hij - of zij - een huis heeft volgestouwd met kaasetiketten, bierdoppen of beschilderde bretels. De verzamelaar zit meestal in een leunstoel, het mooiste exemplaar van zijn rijkdom, de prijsbierpul uit 1928 die nog een lipafdruk van Prins Hendrik bevat, op schoot en links, bijna uit beeld zit op een hoge, rechte stoel zijn vrouw met een toegeeflijke blik van zo is dat nu eenmaal, hij kan niet anders.
Wij kunnen niet anders, het moet een instinct zijn, overgebleven van lang terug toen we het brein van de hamster passeerden. Want vanzelf gaat het niet. Probeer een kind maar een postzegelverzameling aan te praten. Tegen heug en meug plakt en stoomt hij een albumpje vol, en tegen de tijd dat iedereen echt overtuigd is dat hij geen verzamelaar is, loopt zijn vrouw bij hem weg vanwege de opgezette vleermuizen of de geldverslindende jacht op antieke corsetbaleinen.
Maar vanzelf gaat het niet. Ik herinner me een verhaal in een Engelse krant over een jongen die zeshonderd Penguin-pockets had verzameld, eerste drukken en allemaal behorend tot de eerste serie van duizend Penguins die op de markt kwamen, en die ook reeds 150 exemplaren bezat van de eerste tweehonderd Pelicans (het non-fiction broertje van de Penguin). De jongen had altijd de neiging gehad om de Penguin te verzamelen, maar ja, wat moet je, al die boeken, en pas toen hij had gezien dat de meeste op den duur uit elkaar vielen was hij alsnog haastig begonnen.
Eenzelfde innerlijke strijd had hij gevoerd voor hij de Pelicans ging verzamelen. Die Penguins dat ging nog, dat waren leesboeken, maar die Pelicans waren studieboeken, feiten, dus dat verouderde natuurlijk allemaal, en híj ging dan net die eerste en alleroudste bij elkaar zien te brengen. (Uit datzelfde artikel leerde ik ook dat Penguins en Pelicans in die tijd advertenties op de achterzijde droegen. In oorlogstijd, toen Penguin verreweg de meeste boeken in omloop bracht en zijn reputatie vestigde bij een groot publiek, verschenen er zelfs advertenties van de overheid op. Beroemd werd de Pelican uit 1943 met de titel ‘Veneral Disease in Britain’, die op de achterkant de volgende boodschap droeg: ‘Ministry of Health says: Coughs and Sneezes Spread Diseases: trap the germs in your handkerchief’.) Maar het artikel eindigde met de stellige verzekering van de jongen dat hij er absoluut níét aan dacht om ook nog de latere drukken te gaan verzamelen van die eerste die hij al had, als je zo begon dan werd je totaal gek. Het artikel was van enkele jaren terug, men mag aannemen dat hij inmiddels op zijn weigering is teruggekomen.
Door een gelukkig toeval kwam ik enige tijd terug in het bezit van een echt prachtige paperback. Dell Book 483. Het is een ‘rib-tickling murder mystery’, geschreven door Alan Green, en met de fantastische titel ‘What a body!’ De tekst boven aan het omslag luidt ‘Murder shouldn't be fun, but Sandra was luscious enough to eat, and Hugo's idea about what to do with her were rather different.’ Het omslag is geschilderd door Gil Darling, in 1951. Wie Gil Darling opzoekt in Schreuders' biografieënlijst, vindt dat deze Darling ‘in 1948 enige omslagen voor Bantam maakte, meestal movie tie-ins, waarvoor hij foto's van filmsterren naschilderde.’ Schreuders kan nu bij een herdruk aanvullen dat Darling in 1951 dit sterk aan filmsterren herinnerende omslag voor Dell maakte. Want deze omslag komt nog eens op de achterkant van het boek voor, en die achterkant staat weer in Schreuders' boek, want het is inderdaad een uniek ding. Zelden is een boek zo verkocht. Een prachtig omslag, de gulden titel ‘What a body!’, met zijn dubbele betekenis, en op de achterkant nog eens de vergelijking van dit boek met een avondje uit met een mooie vrouw. Het aardige is dat ‘What a body!’ in 1949 de Writers of America Award kreeg voor het beste misdaaddebuut van dat jaar. En dat ik het niet durf lezen uit louter angst dat de wonderschone presentatie van het boek absoluut zijn glans zal verliezen. (rf)