Reynaert in tweevoud. Deel 1. Van den vos Reynaerde
(2002)–Anoniem Van den vos Reynaerde– Auteursrechtelijk beschermdWraak en vluchtaant.Dese tale hevet Ticelin vernomen
Ende vloech danen dat hi es comenGa naar voetnoot2797
Ende hi vant die iii ghesellen.
Nu hoert wat hi hem sal tellen.
2800[regelnummer]
Hi sprac: ‘Keytive, wat doedi hier?Ga naar voetnoot2800
Reynaert es meester bottelgierGa naar voetnoot2801
Int hof ende moghende utermaten.Ga naar voetnoot2802
Die coninc heeftene quite ghelatenGa naar voetnoot2803-
Van alle sinen mesdaden
2805[regelnummer]
Ende ghi zijt alle iii verraden.’Ga naar voetnoot2805
Isingrijn began andwoerden
Te Tieceline met corten woerden:Ga naar voetnoot2807
‘Ic wane ghi lieghet, heere raven.’
Mettien woerde began hi scavenGa naar voetnoot2809
2810[regelnummer]
Ende Brune die volchde mede.
Si ghinghen recken hare ledeGa naar voetnoot2811-
Loepende tes coninx waert.Ga naar voetnoot2812
Tybeert bleef zeere vervaertGa naar voetnoot2813
Ende hi bleef sittende up die galghe.
2815[regelnummer]
Hi was van sinen ruwen balgheGa naar voetnoot2815-
In zorghen so groet utermaten
| |
[pagina 140]
| |
Dat hi gherne wille latenGa naar voetnoot2817-
Sine oeghe varen over niet
Die hi in spapen scuere liet,Ga naar voetnoot2819
2820[regelnummer]
Indien dat hi verzoent ware.Ga naar voetnoot2820
Hi ne wiste wat doen van vareGa naar voetnoot2821-
Dan hi ghinc sitten up die micke.
Hi claechde vele ende arde dicke,Ga naar voetnoot2823
Dat hi Reynaerde ye bekinde.Ga naar voetnoot2824
2825[regelnummer]
Isingrijn quant met groeten ghenindeGa naar voetnoot2825aant.
Ghedronghen voer de coninghinneGa naar voetnoot2826
Ende sprac met eenen fellen zinneGa naar voetnoot2827-
Te Reynaert waert so verre
Dat die coninc wart al erreGa naar voetnoot2829
2830[regelnummer]
Ende hiet Ysingrine vaenGa naar voetnoot2830
Ende Brune. Alsoe saenGa naar voetnoot2831
Worden si ghevanghen ende ghebonden.Ga naar voetnoot2832
Ghi ne saghet nye verwoedde hondenGa naar voetnoot2833-
Doen meer lachters dan men hem dede,Ga naar voetnoot2834
2835[regelnummer]
Ysingrine ende Brunen mede.
Men voerese als leede gaste.Ga naar voetnoot2836
Men bantse beede daer so vasteGa naar voetnoot2837
Dat si binnen eere nachtGa naar voetnoot2838-
Met gheenrande cracht
2840[regelnummer]
Een let niet en mochten roeren.
| |
[pagina 141]
| |
Nu hoert hoe hise voert sal voeren,Ga naar voetnoot2841aant.
Reynaert, die hem was te wreet.Ga naar voetnoot2842
Hi dede dat men Brunen sneet
Van sinen rugghe een velspot af,Ga naar voetnoot2844
2845[regelnummer]
Dat men hem teere scerpen gaf,Ga naar voetnoot2845
Voets lanc ende voets breet.Ga naar voetnoot2846
Nu ware Reynaert al ghereet,Ga naar voetnoot2847
Haddi iv verssche scoen.Ga naar voetnoot2848
Nu hoert wat hi sal doen,
2850[regelnummer]
Hoe hi sal iv scoen ghewinnen.Ga naar voetnoot2850
Hi ruunde toter coninghinnen:Ga naar voetnoot2851
‘Vrauwe, ic bem hu peelgrijn.
Hier es mijn oem, Ysingrijn.
Hi hevet iv vaste scoen.Ga naar voetnoot2854
2855[regelnummer]
Helpt mi dat icse an mach doen.
Ic neme hu ziele in mine plecht.Ga naar voetnoot2856
Het es peelgrins rechtGa naar voetnoot2857
Dat hi ghedincket in sine ghebeden
Al tgoet dat men hem noyt dede.Ga naar voetnoot2859
2860[regelnummer]
Ghi moghet hu ziele an mi scoyen.Ga naar voetnoot2860
Doet Haersenden, miere moyen,Ga naar voetnoot2861
Gheven twee van haren scoen.
Dit moghedi wel met eeren doen:Ga naar voetnoot2863
So blivet thuus in haer ghemac.’Ga naar voetnoot2864
| |
[pagina 142]
| |
De wolf en de beer worden gevild (r: cvi recto)
| |
[pagina 143]
| |
2865[regelnummer]
Gherne die coninghinne sprac:Ga naar voetnoot2865
‘Reynaert, ghi ne mochtes niet onbaren,Ga naar voetnoot2866-
Ghi ne hebt scoen: ghi moetet varenGa naar voetnoot2867
Huten lande in des Gods ghewout,Ga naar voetnoot2868
Over berghe ende int wout
2870[regelnummer]
Ende terden struke ende steene.Ga naar voetnoot2870
Dinen aerbeit wert niet cleene,Ga naar voetnoot2871
Hets dijn noet dattu hebs scoen.Ga naar voetnoot2872
Ic wilre gherne mijn macht toe doen.Ga naar voetnoot2873
Die Ysingrijns waren hu wel ghemicke:Ga naar voetnoot2874
2875[regelnummer]
Si zijn so vaste ende so dicke
Die Ysingrijn draghet ende zijn wijf.
Al sout hem gaen an haer lijf,Ga naar voetnoot2877
Elkerlijc moet hu gheven twee scoenGa naar voetnoot2878
Daer ghi hu vaert mede moet doen.’
2880[regelnummer]
Dus hevet die valsche peelgrijn
Beworven dat dher YsingrijnGa naar voetnoot2881
Al toten knien hevet verloren
Van beede sine voeten vorenGa naar voetnoot2883
Dat vel algader toten claeuwen.Ga naar voetnoot2884
2885[regelnummer]
Ghi ne saecht noint voghel braeuwenGa naar voetnoot2885
Die stilre hilt al sine ledenGa naar voetnoot2886
Dan Ysingrijn de zine dede
Doe men so jammerlike ontscoydeGa naar voetnoot2888
| |
[pagina 144]
| |
Dat hem dat bloet ten teen afvloyde.Ga naar voetnoot2889
2890[regelnummer]
Doe Ysingrijn ontscoyt was,
Moeste gaen ligghen up dat gras
Vrauwe Hersvint die wulfinne
Met eenen wel drouven zinneGa naar voetnoot2893
Ende liet haer afdoen dat vel
2895[regelnummer]
Ende die claeuwen also welGa naar voetnoot2895
Bachten van beede haren voeten.Ga naar voetnoot2896
Dese daet dede wel soetenGa naar voetnoot2897-
Reynaerde sinen drouven moet.
Nu hoert wat claghen hi noch doet.Ga naar voetnoot2899aant.
2900[regelnummer]
‘Moye,’ seit hi, ‘moye,
In hoe meneghen vernoyeGa naar voetnoot2901-
Hebdi dor minen wille ghewesen!
Dats mi al leet, sonder van desenGa naar voetnoot2903-
Eist mi lief. Ic segghe hu twi:Ga naar voetnoot2904
2905[regelnummer]
Ghi zijt, des ghelovet mi,
Een die liefste van minen maghen.Ga naar voetnoot2906
Bedi sal ic hu scoen an draghen.Ga naar voetnoot2907
God weet dats al huwe bate.Ga naar voetnoot2908
Ghi sult an hoghen aflateGa naar voetnoot2909-
2910[regelnummer]
Deelen ende an al dat perdoen,
Lieve moye, dat ic in hu scoenGa naar voetnoot2911-
Sal bejaghen overzee.’
Vrauwe Hersvinden was so weeGa naar voetnoot2913
| |
[pagina 145]
| |
Dat so cume mochte spreken:Ga naar voetnoot2914
2915[regelnummer]
‘Ay, Reynaert, God moete mi wrekenGa naar voetnoot2915
Dat ghi over ons siet huwen wille!’Ga naar voetnoot2916
Ysingrijn balch ende zweech stilleGa naar voetnoot2917
Ende zijn gheselle Brune, ne wareGa naar voetnoot2918Ga naar voetnoot2918-
Hem was te moede arde zware.
2920[regelnummer]
Si laghen ghebonden ende ghewont.aant.
Hadde oec doe ter selver stontGa naar voetnoot2921
Tybeert die cater ghewesen daer,
Ic dar wel segghen over waer:Ga naar voetnoot2923
Hi hadde so vele ghedaen tevoren,Ga naar voetnoot2924
2925[regelnummer]
Hi ne waers niet bleven sonder toren.Ga naar voetnoot2925
Wat helpt dat ict hu maecte lanc?Ga naar voetnoot2926
Des ander daghes voer de zonneupgancaant.
Dede Reynaert zijn scoen smaren,Ga naar voetnoot2928
Die Ysingrijns te voren waren
2930[regelnummer]
Ende zijns wijfs vrauwe Hersenden,Ga naar voetnoot2930
Ende hadse vaste ghedaen bendenGa naar voetnoot2931
Om zine voeten ende ghinc
Daer hi vant den coninc
Ende zijn wijf die coninghinne.
2935[regelnummer]
Hi sprac met eenen soeten zinne:Ga naar voetnoot2935
‘Heere, God gheve hu goeden dach
Ende mier vrauwen, die ic machGa naar voetnoot2937-
Prijs gheven met rechte.
| |
[pagina 146]
| |
Nu doet Reynaert gheven, huwen knechte,Ga naar voetnoot2939
2940[regelnummer]
Palster ende scerpe ende laet mi gaen.’
Doe dede die coninc haesten saenGa naar voetnoot2941aant.
Den capelaen, Belin de ram.
Ende als hi bi den coninc quam,
Sprac die coninc: ‘Hier es
2945[regelnummer]
Dese peelgrijn. Leest hem een ghelesGa naar voetnoot2945
Ende ghevet hem scaerpe ende staf.’
Belin den coninc andwoerde gaf:
‘Heere, in dar des doen niet.Ga naar voetnoot2948
Reynaert hevet selve beghietGa naar voetnoot2949
2950[regelnummer]
Dat hi es in spaeus ban.’
Die coninc sprac: ‘Belin, wats dan?Ga naar voetnoot2951
Meester Jufroet doet ons verstaen:Ga naar voetnoot2952
Hadde een man alleene ghedaenGa naar voetnoot2953
Also vele zonden alse alle die levenGa naar voetnoot2954
2955[regelnummer]
Ende wildi aercheit al beghevenGa naar voetnoot2955
Ende te biechten gaenGa naar voetnoot2956
Ende penitencie daeraf ontfaen,Ga naar voetnoot2957-
Dat hi overzee wille varen,
Hi mochte hem wel selve claren.’Ga naar voetnoot2959
2960[regelnummer]
Belin sprac ten coninc echt:Ga naar voetnoot2960
‘Ic en doere toe crom no rechtGa naar voetnoot2961-
Van gheesteliker dinc altoes,
Ghi ne wilt mi quiten scadeloesGa naar voetnoot2963
| |
[pagina 147]
| |
Jeghen bisscop ende jeghen den deken.’Ga naar voetnoot2964
2965[regelnummer]
Die coninc sprac: ‘In viii wekenGa naar voetnoot2965-
So ne wane ic hu bidden so vele.
Oec haddic liever dat huwe keleGa naar voetnoot2967-
Hinghe dan ic hu heden bat.’
Ende alse Belin hoerde dat,
2970[regelnummer]
Dat die coninc balch te hem waert,Ga naar voetnoot2970
Wart Belin so vervaertGa naar voetnoot2971
Dat hi beefde van vareGa naar voetnoot2972
Ende ghinc ghereeden zine autareGa naar voetnoot2973
Ende began zinghen ende lesen
2975[regelnummer]
Al dat hem goet dochte wesen.Ga naar voetnoot2975
Doe Belin die capelaen
Oemoedelike hadde ghedaenGa naar voetnoot2977
Dat ghetijde van den daghe,Ga naar voetnoot2978
Doe hinc hi an zine cragheGa naar voetnoot2979
2980[regelnummer]
Eene scaerpe van Bruuns velle.
Oec gaf hi den fellen gheselleGa naar voetnoot2981
Den palster in de hant daerbi,
Te zinen ghevoughe. Doe was hiGa naar voetnoot2983
Al ghereet te ziere vaert.
2985[regelnummer]
Doe sach hi ten coninc waert.Ga naar voetnoot2985
Hem liepen die gheveinsde tranenGa naar voetnoot2986
Neder neven zine granenGa naar voetnoot2987
| |
[pagina 148]
| |
Alse oft hi jammerlike in sine herteGa naar voetnoot2988-
Van rauwen hadde grote smerte.
2990[regelnummer]
Dit was bedi ende anders nietGa naar voetnoot2990aant.
Dat hi hem allen die hi daer lietGa naar voetnoot2991
Niet hadde beraden al sulke pineGa naar voetnoot2992
Alse Brunen ende Ysingrine,
Haddet moghen ghevallen!Ga naar voetnoot2994
2995[regelnummer]
Nochtan stont hi ende bat hem allenGa naar voetnoot2995
Dat si over hem bidden soudenGa naar voetnoot2996
Also ghetrauwelike alsi woudenGa naar voetnoot2997
Dat hi over hem allen bade.
Dat orlof nemen dochte hem spade,Ga naar voetnoot2999
3000[regelnummer]
Want hi gherne danen ware.Ga naar voetnoot3000
Hi was altoes zeere in vareGa naar voetnoot3001
Als die hem selven sculdich weet.Ga naar voetnoot3002
Doe sprac die coninc: ‘Mi es leet,Ga naar voetnoot3003
Reynaert, dat ghi dus haestich zijt.’Ga naar voetnoot3004
3005[regelnummer]
‘Neen, heere, het es tijt!
Men sal gheene weldaet sparen.Ga naar voetnoot3006
Huwen orlof, ic wille varen.’Ga naar voetnoot3007
Die coninc sprac: ‘Gods orlof.’Ga naar voetnoot3008
Doe gheboet die coninc al dat hofGa naar voetnoot3009
3010[regelnummer]
Met Reynaerde huutwaert te ghane,Ga naar voetnoot3010
| |
[pagina 149]
| |
Sonder alleene die ghevane.Ga naar voetnoot3011
Nu wart Reynaert peelgrijn,Ga naar voetnoot3012
Ende zijn oem Ysingrijn
Ende Brune die ligghen ghebonden
3015[regelnummer]
Ende ziec van zeeren wonden.Ga naar voetnoot3015
Mi dinct ende ic wane des,Ga naar voetnoot3016aant.
Dat niement so onspellic esGa naar voetnoot3017
Tusschen Pollanen ende Scouden,Ga naar voetnoot3018
Die hem van lachene hadde onthoudenGa naar voetnoot3019
3020[regelnummer]
Dor rauwe die hem mochte ghescien,Ga naar voetnoot3020
Hadde hi Reynaerde doe ghesien.
Hoe wonderlic hi henen ghincGa naar voetnoot3022
Ende hoe ghemackelic dat hem hincGa naar voetnoot3023
Scaerpe ende palster omme den hals
3025[regelnummer]
Ende die scoen als ende alsGa naar voetnoot3025
Die hi drouch an zine been
Ghebonden, sodat hi sceenGa naar voetnoot3027-
Een peelgrijn licht ghenouch.
Reynaerts herte binnen louch,Ga naar voetnoot3029
3030[regelnummer]
Dordat si alle met hem ghinghen
Met so groter zameninghenGa naar voetnoot3031
Die hem tevoren waren wreet.Ga naar voetnoot3032
Doe sprac hi: ‘Coninc, mi es leet
Dat ghi so verre met mi gaet.
3035[regelnummer]
Ic vruchte het mach hu wesen quaet.Ga naar voetnoot3035
Ghi hebt ghevaen ii mordenaren.
Ghevalt dat si hu ontvaren,Ga naar voetnoot3037
| |
[pagina 150]
| |
Reynaert als pelgrim en het afscheid (r: cviii recto)
| |
[pagina 151]
| |
Ghi hebt hu te wachtene meerGa naar voetnoot3038
Dan ghi noint hadt eer.Ga naar voetnoot3039
3040[regelnummer]
Blijft ghesont ende laet mi gaen.’
Na dese tale ghinc hi staen
Up sine ii achterste voeten
Ende maende die diere, cleene ende grote,Ga naar voetnoot3043
Dat si alle voer hem baden,
3045[regelnummer]
Of si alle an sine weldadenGa naar voetnoot3045-
Recht deel nemen wouden.
Si seiden alle dat si souden
Sijns ghedincken in haer ghebede.Ga naar voetnoot3048
Nu hoert voert wat Reynaert dede.Ga naar voetnoot3049aant.
3050[regelnummer]
Daer hi van den coninc sciet,Ga naar voetnoot3050
So drouvelic hi hem ghelietGa naar voetnoot3051
Dat hem somen zeere ontfaremde.Ga naar voetnoot3052
Cuwaert den haze hi becaremde:Ga naar voetnoot3053
‘O wy, Cuwaert, sullen wi sceeden?Ga naar voetnoot3054
3055[regelnummer]
Of God wilt, ghi sult mi gheleedenGa naar voetnoot3055
Ende mijn vrient Belin de ram.
Ghi twee, ghi ne daedt mi noint gram.Ga naar voetnoot3057
Ghi moet mi bet voertbringhen.Ga naar voetnoot3058
Ghi zijt van zoeter wandelinghenGa naar voetnoot3059
3060[regelnummer]
Ende onberoupen ende goedertierenGa naar voetnoot3060
Ende ombeclaghet van allen dieren.Ga naar voetnoot3061
Ghestade es huwer beeder zede,Ga naar voetnoot3062
| |
[pagina 152]
| |
Als ic doe ten tijden dede
Als ic clusenare was.
3065[regelnummer]
Hebdi lovere ende gras,Ga naar voetnoot3065
Ghi ne doet negheenen heeschGa naar voetnoot3066-
Noch om broet no om vleesch
Noch om sonderlinghe spijse.’Ga naar voetnoot3068
Met aldus ghedanen prijseGa naar voetnoot3069
3070[regelnummer]
Hevet Reynaert dese ii verdoort,Ga naar voetnoot3070
Dat si met hem ghinghen voortGa naar voetnoot3071
Tote dat hi quam voer zijn huus
Ende voer de porte van Manpertuus.Ga naar voetnoot3073
Alse Reynaert voer de porte quam,
3075[regelnummer]
Doe sprac hi: ‘Belin, neve ram,Ga naar voetnoot3075
Ghi moet alleene buten staen.
Ic moet in mine veste gaen;Ga naar voetnoot3077
Cuaert sal ingaen met mi.Ga naar voetnoot3078
Heere Belin, bidt hem dat hiGa naar voetnoot3079
3080[regelnummer]
Troeste wel vrauwe HermelinenGa naar voetnoot3080
Met haren cleenen welpkinen,Ga naar voetnoot3081
Als ic orlof an hem neme.’Ga naar voetnoot3082
Belin sprac: ‘Ic bids heme
Dat hise alleene troeste wale.’Ga naar voetnoot3084
3085[regelnummer]
Reynaert ghinc met scoenre taleGa naar voetnoot3085
So smeeken ende losengierenGa naar voetnoot3086
In so menegher manieren
Dat hi bi barate brochteGa naar voetnoot3088
| |
[pagina 153]
| |
Cuwaerde in sine haghedochte.Ga naar voetnoot3089
3090[regelnummer]
Als si in dat hol quamen,
Cuaert ende Reynaert tsamen,
Doe vonden si vrauwe Hermelinen
Met haren cleenen welpkinen.
Die was in zorghen ende in vare,Ga naar voetnoot3094
3095[regelnummer]
Want so waent dat Reynaert wareGa naar voetnoot3095
Verhanghen. Ende so vernamGa naar voetnoot3096
Dat hi weder thuuswaert quam
Ende palster ende scerpe drouch;
Dit dochte haer wonders ghenouch.Ga naar voetnoot3099
3100[regelnummer]
So was blide ende sprac saen:Ga naar voetnoot3100
‘Reynaert, hoe sidi ontgaen?’Ga naar voetnoot3101
a[regelnummer]
Reynart sprac: ‘Ic was gevaen,aant.
b[regelnummer]
Mar die coninc hi lijt mi gaen.
Ic bem worden peelgrijn.
Heere Brune ende heere Ysengrijn
Sijn worden ghisele over mi.Ga naar voetnoot3104
3105[regelnummer]
Die coninc hevet, danc hebbe hi,
Cuaerde ghegheven in rechter zoeneGa naar voetnoot3106
Al onsen wille mede te doene.Ga naar voetnoot3107
Die coninc die lyede dasGa naar voetnoot3108
Dat Cuaert die eerste was
3110[regelnummer]
Die ons verriet jeghen hemGa naar voetnoot3110
Ende bi der trauwen die ic bem
Sculdich hu, vrauwe Hermeline:Ga naar voetnoot3112
Cuaerde naket eene groete pine.Ga naar voetnoot3113
| |
[pagina 154]
| |
Cuaert wordt gedood (r: cxiv recto)
| |
[pagina 155]
| |
Ic bem up hem met rechte gram!’Ga naar voetnoot3114
3115[regelnummer]
Ende alse dat Cuaert vernam,
Keerdi hem omme ende waende vlien,Ga naar voetnoot3116
Maer dat ne conste hem niet ghescien,Ga naar voetnoot3117
Want Reynaert hadde hem ondergaenGa naar voetnoot3118-
Die porte ende ghegreepene saen
3120[regelnummer]
Bi der kelen mordadelike.
Ende Cuaert riep ghenadelike:Ga naar voetnoot3121
‘Helpt mi, Belin! Waer sidi?Ga naar voetnoot3122
Dese peelgrijn verbijt mi!’Ga naar voetnoot3123
Dat roupen was sciere ghedaen,Ga naar voetnoot3124
3125[regelnummer]
Bedi Reynaert hadde saen
Sine kele ontwee ghebeten.Ga naar voetnoot3126
Doe sprac Reynaert: ‘Nu gaen wi heten
Desen goeden vetten hase.’
Die welpine liepen ten aseGa naar voetnoot3129
3130[regelnummer]
Ende ghinghen heten al ghemeene.Ga naar voetnoot3130aant.
Haren rauwe was wel cleeneGa naar voetnoot3131
Dat Cuaert hadde verloren tlijf.Ga naar voetnoot3132
Ermeline, Reynaerts wijf,
Hat dat vleesch ende dranc dat bloet.aant.
3135[regelnummer]
Ay, hoe dicke bat so goetsGa naar voetnoot3135-
Den coninc, die dor sine doghetGa naar voetnoot3136
Die cleene welpkine hadde verhoghetGa naar voetnoot3137
So wel met eenen goeden male.Ga naar voetnoot3138
| |
[pagina 156]
| |
Reynaert sprac: ‘Hi jans hu wale.Ga naar voetnoot3139
3140[regelnummer]
Ic weet wel, moet die coninc leven,Ga naar voetnoot3140
Hi soude ons gherne ghiften gheven
Die hi selve niet ne woudeGa naar voetnoot3142-
Hebben om vii maerc van goude.’
‘Wat ghiften es dat?’ sprac Hermeline.Ga naar voetnoot3144
3145[regelnummer]
Reynaert sprac: ‘Hets eene lijneGa naar voetnoot3145-
Ende eene vorst ende twee micken.
Maer maghic, ic sal hem ontscricken,Ga naar voetnoot3147
Hopic, eer lijden daghen twee,Ga naar voetnoot3148
Dat ic omme zijn daghen meeGa naar voetnoot3149-
3150[regelnummer]
Ne gave dan hi omme tmijn.’
Soe sprac: ‘Reynaert, wat mach dat zijn?’Ga naar voetnoot3151
Reynaert sprac: ‘Vrauwe, ic secht hu:aant.
Ic weet een wildernesse nu
Van langhen haghen ende van heedeGa naar voetnoot3154
3155[regelnummer]
Ende die so nes niet onghereedeGa naar voetnoot3155-
Van goeden ligghene ende van spijsen.
Daer wonen hoenre ende pertrijsenGa naar voetnoot3157
Ende menegherande vogheline.Ga naar voetnoot3158
Wildi doen, vrauwe Ermeline,
3160[regelnummer]
Dat ghi gaen wilt met mi daer?
Wi moghen daer wonen vii jaerGa naar voetnoot3161
(Willen wi), wandelen onder die scadeGa naar voetnoot3162
| |
[pagina 157]
| |
Ende hebben daer groete ghenade,Ga naar voetnoot3163
Eer wi worden daer bespiet.Ga naar voetnoot3164
3165[regelnummer]
Al seidic meer, in loghe niet.’Ga naar voetnoot3165
‘Ay, Reynaert,’ sprac vrauwe Hermeline,
‘Dit dinct mi wesen eene pineGa naar voetnoot3167-
Die algader ware verloren.
Nu hebdi dit lant verzworenGa naar voetnoot3169-
3170[regelnummer]
In te wonen nemmermee,
Eer ghi comt overzee;Ga naar voetnoot3171
Ende hebt palster ende scerpe ontfaen.’
Reynaert andwoerde vele saen:Ga naar voetnoot3173
‘So meer ghezworen, so meer verloren.Ga naar voetnoot3174
3175[regelnummer]
Mi seide een goet man hier tevorenGa naar voetnoot3175
In rade dat hi mi riet:Ga naar voetnoot3176
Bedwongene trauwe ne diedet niet.Ga naar voetnoot3177
Al vuldade ic dese vaert,Ga naar voetnoot3178
En holpe mi niet,’ sprac Reynaert,Ga naar voetnoot3179
3180[regelnummer]
‘In waers een ey niet te bat.Ga naar voetnoot3180
Ic hebbe den coninc eenen scat
Belovet die mi es onghereet,Ga naar voetnoot3182
Ende als hi des de waerheit weet
Ende hi bi mi es bedroghen,Ga naar voetnoot3184
3185[regelnummer]
Dat ic hem al hebbe gheloghen,Ga naar voetnoot3185
So sal hi mi haten vele meere
Dan hi noint dede eere.Ga naar voetnoot3187
| |
[pagina 158]
| |
Daerbi peinsic in minen moet:Ga naar voetnoot3188
Dat varen es mi also goetGa naar voetnoot3189-
3190[regelnummer]
Alse dit bliven,’ sprac Reynaert,
‘Ende Godsat hebbe mijn rode baert,Ga naar voetnoot3191
Ghedoe hoe ic ghedoe,Ga naar voetnoot3192
Of mi troestet mee daertoeGa naar voetnoot3193-
No die cater no die das,
3195[regelnummer]
No Bruun, die na mijn oem was,Ga naar voetnoot3195-
No dor ghewin no dor scade,
Dat ic in sconinx ghenadeGa naar voetnoot3197-
Ne comme, dat ic leve lancst!Ga naar voetnoot3198
Ic hebbe leden so meneghen anxt.’Ga naar voetnoot3199
3200[regelnummer]
So zeere balch die ram BelijnGa naar voetnoot3200
Dat Cuaert, die gheselle zijn,
In dat hol so langhe merrede.Ga naar voetnoot3202
Hi riep als die hem zeere errede:Ga naar voetnoot3203
‘Cuaert, lates den duvel wouden!Ga naar voetnoot3204
3205[regelnummer]
Hoe langhe sal hu daer Reynaert houden?
Twi ne comdi huut ende laet ons gaen?’Ga naar voetnoot3206
Alse Reynaert dit hadde verstaen,
Doe ghinc hi hute tote Beline
Ende sprac al stillekine:Ga naar voetnoot3209
3210[regelnummer]
‘Ay heere, twi so belghedi?Ga naar voetnoot3210
| |
[pagina 159]
| |
Al sprac Cuwaert jeghen miGa naar voetnoot3211
Ende jeghen ziere moyen,
Waeromme mach hu dus vernoyen?Ga naar voetnoot3213
Cuaert dede mi verstaen,Ga naar voetnoot3214
3215[regelnummer]
Ghi moghet wel sachte voeren gaen,Ga naar voetnoot3215
Ne wildi hier niet langher zijn.
Hi moet hier merren een lettelkijnGa naar voetnoot3217
Met siere moyen Hermelinen
Ende met haren welpkinen,
3220[regelnummer]
Die seere weenen ende mesbarenGa naar voetnoot3220
Omdat ic hem sal ontfaren.’Ga naar voetnoot3221
Belin sprac: ‘Nu secht mi,
Heere Reynaert, wat hebdi
Cuaerde te leede ghedaen?Ga naar voetnoot3224
3225[regelnummer]
Also als ic conste verstaen,Ga naar voetnoot3225
So riep hi arde hulpe up mi.’Ga naar voetnoot3226
Reynaert sprac: ‘Wat sechdi?
Belin, God moete hu beraden!Ga naar voetnoot3228
Ic segghe hu wat wi doe daden.
3230[regelnummer]
Doe ic in huus gheganghen quam
Ende Ermeline an mi vernamGa naar voetnoot3231
Dat ic wilde varen overzee,
Ten eersten wart haer so weeGa naar voetnoot3233
Dat so langhe in ommacht lachGa naar voetnoot3234
3235[regelnummer]
Ende alse Cuaert dat ghesach,Ga naar voetnoot3235
Doe riep hi: ‘Belin, helet vry,Ga naar voetnoot3236
| |
[pagina 160]
| |
Com hare, ende helpt miGa naar voetnoot3237
Miere moyen laven; so es in ommacht!’Ga naar voetnoot3238
Dat riep hi met groeter cracht.Ga naar voetnoot3239
3240[regelnummer]
Dit waren die woerde ende niet hel.’Ga naar voetnoot3240
‘Entrauwen, ic verstont oec welGa naar voetnoot3241-
Dat Cuaert dreef groet mesbare.
Ic waende hem yet mesvallen ware.’Ga naar voetnoot3243
Reynaert sprac: ‘Belin, neent niet.Ga naar voetnoot3244
3245[regelnummer]
Mi ware liever mesquame yetGa naar voetnoot3245
Minen kindren of minen wive
Dan mijns neven Cuwaerts live.’Ga naar voetnoot3247
Reynaert sprac: ‘Vernaemdi yetGa naar voetnoot3248
Dat mi de coninc ghistren hietGa naar voetnoot3249
3250[regelnummer]
Voer arde vele hoeghe liede,Ga naar voetnoot3250
Als ic huten lande sciede,
Dat ic hem een paer lettren screve?Ga naar voetnoot3252
Suldijt hem draghen, Belin neve?Ga naar voetnoot3253
Het es ghescreven ende al ghereet.’
3255[regelnummer]
Belin sprac: ‘Ende ic ne weet.Ga naar voetnoot3255
Reynaert, wistic hu ghedichteGa naar voetnoot3256-
Dat ghetrauwe ware, ghi mochtet lichteGa naar voetnoot3257-
Ghebidden dat iet den coninc
Droughe, haddic eeneghe dincGa naar voetnoot3259-
3260[regelnummer]
Daer iese mochte in steken.’
| |
[pagina 161]
| |
Reynaert sprac: ‘Hu ne sal niet ghebreken.Ga naar voetnoot3261
Eer des coninx lettren hier bleven,Ga naar voetnoot3262
Ic soude hu dese scerpe eer gheven,Ga naar voetnoot3263
Heere Belin, die ic draghe
3265[regelnummer]
Ende hanghense an huwe cragheGa naar voetnoot3265
Ende des conincs lettren daerin.Ga naar voetnoot3266
Ghi sulter af hebben groet ghewin,Ga naar voetnoot3267
Des conincs danc ende groet eere.
Ghi sult den coninc minen heere
3270[regelnummer]
Harde willecomme zijn.’Ga naar voetnoot3270
Dit loofde mijn heere Belijn.Ga naar voetnoot3271
Reynaert ghinc in die aghedochte
Ende keerde weder ende brochte
Sinen vrient Beline jeghenGa naar voetnoot3274
3275[regelnummer]
Dat hoeft van Cuaerde ghedreghen,
In die scerpe ghesteken,Ga naar voetnoot3276
Ende hinc bi sinen quaden trekenGa naar voetnoot3277
Die scerpe Belin an den hals;
Ende beval hem als ende halsGa naar voetnoot3279
3280[regelnummer]
Dat hi die lettren niet ne soude
Besien, of hi gherne woudeGa naar voetnoot3281
Den coninc teenen vrienden maken,
Ende seide hem dat die lettren stakenGa naar voetnoot3283-
In die scerpe verholenlike
3285[regelnummer]
Ende of hi wesen wilde rike
Ende sinen heere den coninc hadde lief
| |
[pagina 162]
| |
Belin met de tas (r: cxxii verso)
| |
[pagina 163]
| |
Dat hi seide dat desen briefGa naar voetnoot3287
Bi hem alleene ware ghescrevenGa naar voetnoot3288
Ende hiere raet toe hadde ghegheven;Ga naar voetnoot3289
3290[regelnummer]
Die coninc souts hem weten danc.Ga naar voetnoot3290
Dat hoerde Belin ende sprancGa naar voetnoot3291
Van der stede daer hi up stoetGa naar voetnoot3292
Meer dan eenen halven voet,
So blide was hi van der dinc,Ga naar voetnoot3294-
3295[regelnummer]
Die hem te toerne sint verghinc.
Doe sprac Belin: ‘Reynaert heere,
Nu weetic wel dat ghi doet eereGa naar voetnoot3297
Mi selven ende die zijn int hof.
Men saels mi spreken groeten lofGa naar voetnoot3299
3300[regelnummer]
Als men weet dat ic can dichtenGa naar voetnoot3300
Met sconen woerden ende met lichten,Ga naar voetnoot3301
Al si dat ics niet ne can.Ga naar voetnoot3302
Men seit dicken: hets menich manGa naar voetnoot3303Ga naar voetnoot3303-
Groete eere ghesciet, dat hem God jonste,Ga naar voetnoot3304
3305[regelnummer]
Van dinghen die hi lettel conste.’Ga naar voetnoot3305
Hierna sprac Belin: ‘Reynaert,
Wats hu raet? Wille CuaertGa naar voetnoot3307
Met mi weder te hove gaen?’
‘Neen hi,’ sprac Reynaert, ‘hi sal hu saenGa naar voetnoot3309
3310[regelnummer]
Volghen bi desen selven pade.Ga naar voetnoot3310
| |
[pagina 164]
| |
Hi ne hevet noch negheene stade.Ga naar voetnoot3311
Nu gaet voren met ghemake.Ga naar voetnoot3312
Ic sal Cuaerde sulke sakeGa naar voetnoot3313-
Ontdecken, die noch es verholen.’
3315[regelnummer]
‘Reynaert, so blivet Gode volen,’Ga naar voetnoot3315
Sprac Belin ende dede hem up de vaert.Ga naar voetnoot3316
Nu hoert wat hi doet, Reynaert.
Hi keerde in sine haghedochte
Ende sprac: ‘Hier naect ons gherochte,Ga naar voetnoot3319-
3320[regelnummer]
Bliven wi hier, ende grote pine.
Ghereet hu, vrauwe Hermeline,Ga naar voetnoot3321
Ende mine kindre also algader.
Volghet mi: ic bem hu vader.
Ende pinen wi ons dat wi ontfaren.’Ga naar voetnoot3324
3325[regelnummer]
Doe ne was daer gheen langher sparen.Ga naar voetnoot3325
Si daden hem alle up die vaert:Ga naar voetnoot3326
Ermeline ende heere Reynaert
Ende hare jonghe welpkine;
Dese anevaerden die woestine.Ga naar voetnoot3329
3330[regelnummer]
Nu hevet Belin die ram
Soe gheloepen dat hi quam
Te hove een lettel na middach.
Als die coninc Belin ghesach,Ga naar voetnoot3333
Die de scerpe wederbrochteGa naar voetnoot3334
3335[regelnummer]
Daer Brune die beere so onsochteGa naar voetnoot3335Ga naar voetnoot3335-
Tevoren omme was ghedaen,
| |
[pagina 165]
| |
Doe sprac hi te Belin saen:
‘Heere Belin, wanen comedi?Ga naar voetnoot3338
Waer es Reynaert? Hoe comt dat hi
3340[regelnummer]
Dese scerpe niet met hem draghet?’
Belin sprac: ‘Coninc, ic maghetGa naar voetnoot3341
Hu segghen also ict weet.Ga naar voetnoot3342
Doe Reynaert al was ghereet
Ende hi den casteel rumen soude,Ga naar voetnoot3344
3345[regelnummer]
Doe seide hi mi dat hi hu woude
Een paer lettren, coninc vry,Ga naar voetnoot3346
Senden ende doe bat hi mi
Dat icse droughe dor huwe lieve.Ga naar voetnoot3348
Ic seide meer dan vii brieve
3350[regelnummer]
Soudic dor huwen wille draghen.Ga naar voetnoot3350
Doe ne conste Reynaert niet bejaghenGa naar voetnoot3351
Daer ic de brieve in draghen mochte.
Dese scerpe hi mi brochte
Ende die lettren daerin ghesteken.Ga naar voetnoot3354
3355[regelnummer]
Coninc, ghi ne horet noint spreken
Van betren dichtre dan ic bem.Ga naar voetnoot3356
Dese lettren dichte ic hem,Ga naar voetnoot3357
Gaet mi te goede of te quade.Ga naar voetnoot3358
Dese lettren dichte ic bi minen rade,Ga naar voetnoot3359
3360[regelnummer]
Aldus ghemaect ende ghescreven.’Ga naar voetnoot3360
Doe hiet hem die coninc ghevenGa naar voetnoot3361
Den brief Botsaerde sinen clerc.Ga naar voetnoot3362aant.
| |
[pagina 166]
| |
De kop van Cuaert (r: cxxiv recto)
| |
[pagina 167]
| |
Dat was hi die ant wercGa naar voetnoot3363-
Bet conste dan yement die daer was.
3365[regelnummer]
Botsaert plach emmer dat hi lasGa naar voetnoot3365-
Die lettren die te hove quamen.
Bruneel ende hi die namen
Die scerpe van den halse Belijns,
Die bi der dompheit zijnsGa naar voetnoot3369
3370[regelnummer]
Hiertoe hadde gheseit so verreGa naar voetnoot3370
Dat hi snieme sal werden erre.Ga naar voetnoot3371
Die scerpe ontfinc Botsaert de clerc.aant.
Doe moeste bliken Reynaerts werc,Ga naar voetnoot3373
Alse hi dat hoeft voerttrac,Ga naar voetnoot3374
3375[regelnummer]
Botsaert, ende sach dat:
‘Helpe, wat lettren zijn dit?
Heere coninc, bi miere wit,Ga naar voetnoot3377
Dit es dat hoeft van Cuaerde!
O wach, dat ghi noint Reynaerde,Ga naar voetnoot3379
3380[regelnummer]
Coninc, ghetrauwet so verre!’Ga naar voetnoot3380
Doe mochte men drouve sien ende erreGa naar voetnoot3381
Dien coninc entie coninghinne.
Die coninc stont in drouven zinneGa naar voetnoot3383
Ende slouch zijn hoeft neder.
3385[regelnummer]
Over lanc hief hijt wederGa naar voetnoot3385
Up ende begonste werpen huutGa naar voetnoot3386-
Een dat vreeselicste gheluut
Dat noint van diere ghehoort waert.
| |
[pagina 168]
| |
Ghene dieren waren vervaert.Ga naar voetnoot3389
3390[regelnummer]
Doe spranc voert Fyrapeel,Ga naar voetnoot3390
Die lubaert. Hi was een deelGa naar voetnoot3391Ga naar voetnoot3391-
Des coninx maech; hi mocht wel doen.Ga naar voetnoot3392
Hi sprac: ‘Heere coninc lyoen,
Twi drijfdi dus groet onghevouch?Ga naar voetnoot3394
3395[regelnummer]
Ghi mesliet hu ghenouch,Ga naar voetnoot3395-
Al ware de coninghinne doot.
Doet wel ende wijsheit grootGa naar voetnoot3397
Ende slaect huwen rauwe een deel.’Ga naar voetnoot3398
Die coninc sprac: ‘Heere Fierapeel,
3400[regelnummer]
Mi hevet een quaet wicht so verreGa naar voetnoot3400
Bedroghen dat ics bem erre,Ga naar voetnoot3401
Ende int strec gheleet bi barate,Ga naar voetnoot3402
Dat ic recht mi selven hateGa naar voetnoot3403
Ende ic mine eere hebbe verloren.
3405[regelnummer]
Die mine vriende waren tevoren,
Die stoute heere Brune ende heere Ysingrijn,Ga naar voetnoot3406
Die rovet mi een valsch peelgrijn.Ga naar voetnoot3407
Dat gaet miere herten na so zeereGa naar voetnoot3408
Dat het gaen sal an mine eereGa naar voetnoot3409-
3410[regelnummer]
Ende an mijn leven, het es recht!’Ga naar voetnoot3410
Doe sprac Fyrapeel echt:Ga naar voetnoot3411
| |
[pagina 169]
| |
‘Es ghedaen mesdaet, men saelt zoenen.Ga naar voetnoot3412aant.
Men sal den wulf enten beere doen comenGa naar voetnoot3413
Ende vrauwe Hersenden also welGa naar voetnoot3414
3415[regelnummer]
Ende betren hem hare mesdaet snelGa naar voetnoot3415
Ende over haren toren ende over hare pineGa naar voetnoot3416-
Versoenen metten ram Beline,
Nadat hi selve heeft ghelyetGa naar voetnoot3418
Dat hi Cuaerde verriet.Ga naar voetnoot3419
3421[regelnummer]
Hi heeft mesdaen, hi moet becoepen.Ga naar voetnoot3421
3420[regelnummer]
Ende daerna sullen wi alle loepenGa naar voetnoot3420-
Na Reynaerde ende sulne vanghen
Ende sullen sine kele hanghenGa naar voetnoot3423aant.
Sonder vonnesse, hets recht!’Ga naar voetnoot3424
3425[regelnummer]
Doe andwoerde die coninc hecht:Ga naar voetnoot3425
‘O wy, heere Fyrapeel,
Mochte dit ghescien, so ware een deelGa naar voetnoot3427Ga naar voetnoot3427-
Ghesocht den rauwe die mi slaet.’
Fyrapeel sprac: ‘Heere, jaet.Ga naar voetnoot3429
3430[regelnummer]
Ic wille gaen maken die zoene.’Ga naar voetnoot3430
Doe ghinc Fyrapeel die coeneGa naar voetnoot3431
Daer hi die ghevanghene vant.
Ic wane dat hise teerst ontbant.Ga naar voetnoot3433
Ende daerna sprac hi: ‘Ghi heeren beede,Ga naar voetnoot3434
| |
[pagina 170]
| |
3435[regelnummer]
Ic bringhe hu vrede ende gheleede.Ga naar voetnoot3435
Mine heere de coninc groet hu
Ende hem berauwet zeere nuGa naar voetnoot3437
Dat hi jeghen hu heeft mesdaen.
Hi biet hu soene, wildijt ontfaen,Ga naar voetnoot3439aant.
3440[regelnummer]
Wie so blide si ofte gram.Ga naar voetnoot3440
Hi wille hu gheven Belin den ram
Ende alle sheere Belins magheGa naar voetnoot3442
Van nu toten domsdaghe.Ga naar voetnoot3443
Eist int velt, eist int wout,Ga naar voetnoot3444
3445[regelnummer]
Hebse alle in hu ghewoutGa naar voetnoot3445
Ende ghise ghewilleghelike verbit.Ga naar voetnoot3446
Die coninc ontbiet hu voer al dit,Ga naar voetnoot3447
Dat ghi sonder eeneghe mesdaetGa naar voetnoot3448
Reynaerde moghet toren ende quaetGa naar voetnoot3449-
3450[regelnummer]
Doen ende alle zine maghen,
Waer so ghise moghet belaghen.Ga naar voetnoot3451
Dese twee groete vrihedenGa naar voetnoot3452
Wille hu die coninc gheven heden
Te vryen leene eewelike.Ga naar voetnoot3454
3455[regelnummer]
Ende hierbinnen wilt die coninc rikeGa naar voetnoot3455
Dat ghi hem zweert vaste hulde.Ga naar voetnoot3456
| |
[pagina 171]
| |
Hi ne wille oec bi sinen sculdeGa naar voetnoot3457-
Nemmermeer jeghen hu mesdoen.
Dit biedt hu de coninc lyoen.
3460[regelnummer]
Dit neemt ende leeft met ghenaden.Ga naar voetnoot3460
Bi Gode, ic dart hu wel raden!’Ga naar voetnoot3461aant.
Isingrijn sprac toten beere:
‘Wat sechdire toe, Brune heere?’Ga naar voetnoot3463
‘Ic hebbe liever in de rijsereGa naar voetnoot3464-
3465[regelnummer]
Ligghen dan hier in dysere.
Laet ons toten coninc gaen
Ende sinen pays daer ontfaen.’Ga naar voetnoot3467
Met Fyrapeel dat si ghinghen
Ende maecten pays van allen dinghen.Ga naar voetnoot3469
|
|