Reynaert in tweevoud. Deel 1. Van den vos Reynaerde
(2002)–Anoniem Van den vos Reynaerde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Tweede indagingaant.Nu moet Tybeert doen die vaert,aant.
Die zeere es drouve ende vervaert.Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Ende als hi up den wech quam,
Sach hi van verren ende vernamGa naar voetnoot1046
Sente Martins voghel, ende quam ghevloghen.Ga naar voetnoot1047
Doe wart Tybeert vroe ende in hoghenGa naar voetnoot1048
Ende riep an: ‘Sente Martins voghel,
a[regelnummer]
Keer herwaert dinen vlogel,Ga naar voetnoot1049a
1050[regelnummer]
Nu vliech te miere rechter hant!’Ga naar voetnoot1050
Die voghel vloech daer hi vant
Een haghe daer hi in wilde lijdenGa naar voetnoot1052
Ende vloech Tybeert ter luchter zijden.Ga naar voetnoot1053
Dit teekin ende dit ghemoetGa naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Dochte Tybeert niet wesen goet.
Hadde hi ghesien den voghel lijdenGa naar voetnoot1056
Scone ter rechter zijden,Ga naar voetnoot1057
So waende hi hebben goet gheval.Ga naar voetnoot1058
Nu was hi dies onthopet al.Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Nochtan maecte hi hem selven moetGa naar voetnoot1060
Ende gheliet hem, als menich doet,Ga naar voetnoot1061
Bet dan hem te moede was.Ga naar voetnoot1062
Dus liep hi henen sinen pas,Ga naar voetnoot1063
Tes hi quam te ManpertusGa naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Ende vant Reynaerde in zijn huus
| |
[pagina 60]
| |
Alleene staen verweendelike.Ga naar voetnoot1066
Tybeert sprac: ‘God die rikeGa naar voetnoot1067
Moete hu goeden avont gheven.
Die coninc dreecht hu an hu leven,Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Ne comdi niet te hove met mi.’Ga naar voetnoot1070
Reynaert sprac: ‘Tybeert, helet vry,Ga naar voetnoot1071
Neve, ghi zijt mi willecome.
God gheve hu eere ende vrome.Ga naar voetnoot1073
Bi Gode, dat jan ic hu wale!’Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Wat coste Reynaerde scone tale?Ga naar voetnoot1075
Al seghet sine tonghe wale,Ga naar voetnoot1076
Sine herte die es binnen fel.Ga naar voetnoot1077
Dit wert Tybeerde ghetoghet welGa naar voetnoot1078
Eer die lijne wert ghelesenGa naar voetnoot1079-
1080[regelnummer]
Ten hende. Ende met desen
Sprac Reynaert: ‘Neve, ic wille dat ghiaant.
Tavont herberghe hebt met miGa naar voetnoot1082
Ende morghen willen wi metten dagheGa naar voetnoot1083
Te hove waert sonder saghe.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
In hebbe oec onder alle mine maghe
Niement, Tybeert, daer ic mi nuGa naar voetnoot1086-
Bet up verlate dan up hu.
Hier was commen Bruun de vraet.Ga naar voetnoot1088
Hi toechde mi so fel ghelaetGa naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Ende dochte mi so overstaerc
| |
[pagina 61]
| |
Dat ic omme dusent maercGa naar voetnoot1091
Den wech met hem niet hadde bestaen.Ga naar voetnoot1092
Dat sal ic met hu, al sonder waen,Ga naar voetnoot1093
Maerghin metter dagheraet.’Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Tybeert sprac: ‘Hets beteren raet
Ende het dinct mi beter ghedaen
Dat wi noch tavont te hove gaenGa naar voetnoot1097
Dan wi tote morghin beiden.Ga naar voetnoot1098
Die mane scijnet an der heiden
1100[regelnummer]
Also claer alse die dach.Ga naar voetnoot1100
Ic wane, niemen ne sachGa naar voetnoot1101-
Beter tijt tote onser vaert.’
‘Neen, lieve neve,’ sprac Reynaert,
‘Sulc mochte ons dages ghemoeten,Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Hi soude ons quedden ende groeten,Ga naar voetnoot1105
Die ons nemmermee dade goet,Ga naar voetnoot1106
Quame hi snachts in ons ghemoet.Ga naar voetnoot1107
Ghi moet herberghen tavont met mi.’
Tybeert sprac: ‘Wat souden wy
1110[regelnummer]
Eten, Reynaert, of ic hier bleve?’
‘Daeromme zorghe ic, lieve neve.Ga naar voetnoot1111
Hier es der spijsen quaden tijt.Ga naar voetnoot1112
Ghi mocht heten, begheerdijt,Ga naar voetnoot1113
Een Stic van eere honichraten,Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Die bequamelic es utermaten.Ga naar voetnoot1115
| |
[pagina 62]
| |
Wat sechdi, moochdi shonichs yet?’Ga naar voetnoot1116
Tybeert sprac: ‘Mine roukes niet.Ga naar voetnoot1117
Reynaert, hebdi niet in huus?Ga naar voetnoot1118
Gavedi mi eene vette muus,
1120[regelnummer]
Daermede liet ic hu ghewaert.’Ga naar voetnoot1120
‘Eene vette muus,’ sprac Reynaert,
‘Soete Tybeert, wat secht di?
Hier woent noch een pape bi;Ga naar voetnoot1123
Een scuere staet noch an sijn huus,Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Daer in es meneghe vette muus.
Ic waense niet ghedroughe een waghen,Ga naar voetnoot1126
So dicken hoere ic den pape claghenGa naar voetnoot1127
Dat sine dryven huten huuse.’Ga naar voetnoot1128
‘Reynaert, zijn daer so vette muse?
1130[regelnummer]
Verghave God, waer ic nu daer.’Ga naar voetnoot1130
‘Tybeert,’ seit hi, ‘sechdi waer?Ga naar voetnoot1131
Wildi muse?’ ‘Of icse wille?
Reynaert, doet dies een ghestille.Ga naar voetnoot1133
Ic minne muse voer alle saken.
1135[regelnummer]
Weetti niet dat muse smaken
Bet dan eenich venisoen?Ga naar voetnoot1136
Wildi minen wille doen
Dat ghi mi leet daer si zijn,Ga naar voetnoot1138
Daermede mochti die hulde mijnGa naar voetnoot1139-
1140[regelnummer]
Hebben, al haddi minen vadreGa naar voetnoot1140-
Doot ende mijn gheslachte algadre.’
| |
[pagina 63]
| |
Reynaert sprac: ‘Neve, houddi hu spot?’Ga naar voetnoot1142
‘Neen ic, Reynaert, also helpe mi God.’
‘Weet God, Tybeert, wistic dat,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Ghi soutter sijn noch tavont sat.’Ga naar voetnoot1145
‘Sat, Reynaert? Dat ware vele!’Ga naar voetnoot1146
‘Tybeert, dat sechdi thuwen spele.’Ga naar voetnoot1147
‘In doe, Reynaert, bi miere wet.Ga naar voetnoot1148
Haddic een muus ende waer so vet,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
In gaefse niet omme eenen busant.’Ga naar voetnoot1150
‘Tybeert, gaet met mi tehant.Ga naar voetnoot1151
Ic leede hu daer ter selver statGa naar voetnoot1152
Daer icker hu sal maken zat,Ga naar voetnoot1153
Eer ic nemmermeer van hu sceede.’Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
‘Ja ic, Reynaert, up die gheleedeGa naar voetnoot1155
Ghinghe ic met hu te Mompelier.’Ga naar voetnoot1156aant.
‘So gaen wi dan. Wi sijn hier
Al te langhe,’ sprac Reynaert.Ga naar voetnoot1158
Doe so namen si up die vaert,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Tybeert ende sijn oem Reynaert,
Ende liepen daer si loepen wildenGa naar voetnoot1161
Dat si nye toghel uphildenGa naar voetnoot1162
Eer si quamen tes papen scuere,
Die met eenen erdinen muereGa naar voetnoot1164
| |
[pagina 64]
| |
Reynaert en Tybeert bij de schuur (r: x [l]vi recto)
| |
[pagina 65]
| |
1165[regelnummer]
Al omme ende omme was beloken,Ga naar voetnoot1165
Daer Reynaert in was tebrokenGa naar voetnoot1166
Des ander daghes daer tevoren,Ga naar voetnoot1167
Doe die pape hadde verloren
Eenen hane, die hi hem nam.Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Hieromme was tornich ende gramGa naar voetnoot1170
Des papen sone Martinet,aant.
Ende hadde voer dat gat gheset
Een strec den vos mede te vane.Ga naar voetnoot1173
Dus gherne wrake hi den hane.Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Dit wiste Reynaert, dat felle dier,
Ende sprac: ‘Neve Tybeert, hier
Crupet in dit selve gat.Ga naar voetnoot1177
Ne weset traghe no lat.Ga naar voetnoot1178
Gaet al omme ende omme gripen.
1180[regelnummer]
Hoert hoe die muse pipen!
Keert weder huut als ghi zijt sat.
Ic sal hier bliven voer dit gat
Ende sal hu hier buten beiden.Ga naar voetnoot1183
Wi ne moghen niet tavont sceiden.Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Morghin gaen wi te hove waert.
Tybeert, siet dat ghi niet en spaert.Ga naar voetnoot1186
Gaet heten ende laet ons keerenGa naar voetnoot1187
Te miere herberghen met eeren.Ga naar voetnoot1188
Mijn wijf sal ons wel ontfaen.’
1190[regelnummer]
‘Willic te desen gate ingaen?Ga naar voetnoot1190aant.
| |
[pagina 66]
| |
Wat sechdi, Reynaert, eist hu raet?Ga naar voetnoot1191
Die papen connen vele baraet,Ga naar voetnoot1192
Ic besteecse arde noode.’Ga naar voetnoot1193
‘O wy, Tybeert, twi sidi bloode?Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Wanen quam huwer herten desen wanc?’Ga naar voetnoot1195
Tybeert scaemde hem ende spranc
Daer hi vant groet ongherec,Ga naar voetnoot1197
Want eer hijt wiste, was hem een strecGa naar voetnoot1198
Omme sinen hals arde vast.
1200[regelnummer]
Dus hoende Reynaert sinen gast.Ga naar voetnoot1200aant.
Alse Tybeert gheware wartGa naar voetnoot1201
Des strecs, wart hi vervaertGa naar voetnoot1202
Ende spranc voert. Dat strec liep toe.Ga naar voetnoot1203
Tybeert moeste roupen doeGa naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Ende wroughede hem selven dor den noot.Ga naar voetnoot1205
Hi makede een gheroup so grootGa naar voetnoot1206
Met eenen jammerliken ghelateGa naar voetnoot1207
Dat Reynaert hoerde up der strateGa naar voetnoot1208
Buten, daer hi alleene stoet,
1210[regelnummer]
Ende riep: ‘Vindise goet,Ga naar voetnoot1210aant.
Die muse, Tybeert, ende vet?
Wiste nu dat Martinet,
Dat ghi ter taflen satet
Ende dit wiltbraet dus hatet,
1215[regelnummer]
Dat ghi verteert, in weet hoe,Ga naar voetnoot1215
| |
[pagina 67]
| |
Hi sauder hu saeuse maken toe.Ga naar voetnoot1216
So hovesch een cnape es Martinet!Ga naar voetnoot1217
Tybeert, ghi singhet in lanc so bet.Ga naar voetnoot1218
Pleecht men tes coninx hove des?Ga naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Verghave God, die gheweldich es,Ga naar voetnoot1220
Dat, Tybeert, daer met hu ware
Ysingrijn die mordenareGa naar voetnoot1222
In sulker bliscap als ghi zijt!’
Dus heeft Reynaert groot delijtGa naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Dor Tybeerts ongheval.Ga naar voetnoot1225
Ende Tybeert stont ende ghalGa naar voetnoot1226-
So lude dat Martinet ontspranc.Ga naar voetnoot1227
Martinet riep: ‘Ha ha, God danc!
Ter goeder tijt heeft nu ghestaenGa naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Mijn strec: ic hebber met ghevaenGa naar voetnoot1230
Den hoenredief na minen wane.Ga naar voetnoot1231
Nu toe, ghelden wi hem den hane!’Ga naar voetnoot1232
Met desen wart hi toten viereGa naar voetnoot1233
Ende ontstac eenen stroewisch sciereGa naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Ende wecte moedre ende vadre
Ende die kindre allegadreaant.
Ende riep: ‘Nu toe, hi es ghevaen!’
Doe mochte men sien porren saenGa naar voetnoot1238
Alle die in dien huus waren.
1240[regelnummer]
Selve die pape ne wilde niet sparen,Ga naar voetnoot1240
| |
[pagina 68]
| |
Quam hute sinen bedde moedernaect.
Martinet hi was gheraectGa naar voetnoot1242
Tote Tybeert ende riep: ‘Hijs hier!’
Die pape spranc an dat vierGa naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Ende ghegreep zijns wijfs rocke.Ga naar voetnoot1245aant.
Een offerkeersse nam vrouwe JulockeGa naar voetnoot1246
Ende ontstacse metter haest.
Die pape liep Tybeert naestGa naar voetnoot1248
Ende ghincken metten rocke slaen.
1250[regelnummer]
Doe moeste Tybeert daer ontfaen
Wel meneghen slach al in een.Ga naar voetnoot1251
Die pape stont, als hem wel sceen,Ga naar voetnoot1252
Al naect ende slouch slach in slachGa naar voetnoot1253
Up Tybeert die voer hem lach.
1255[regelnummer]
Daer ne spaerdene haer negheen.Ga naar voetnoot1255
Martinet ghegreep eenen steen
Ende warp Tybeert een hoghe huut.
Die pape stont al bloeter huutGa naar voetnoot1258
Ende hief up eenen groeten slach.Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Alse Tybeert dat ghesach,Ga naar voetnoot1260aant.
Dat hi emmer sterven soude,Ga naar voetnoot1261
Doe dedi een deel als die boude,Ga naar voetnoot1262
Dat dien pape verghinc te scanden.Ga naar voetnoot1263
Beede met claeuwen ende met tanden
1265[regelnummer]
Dedi hem pant, alsoet wel scheen,Ga naar voetnoot1265
Ende spranc dien pape tusschen die been
| |
[pagina 69]
| |
In die burse al sonder naet,Ga naar voetnoot1267
Daer men dien beyaert mede slaet.Ga naar voetnoot1268
Dat dinc viel neder up den vloer.Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Die vrauwe was zeerich ende zwoerGa naar voetnoot1270
Bi der zielen van haren vader,
Sine wilde wel om algaderGa naar voetnoot1272-
Die offerande van eenen jare
Dat niet den pape ghevallen wareGa naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Dit vernoy ende dese scame.Ga naar voetnoot1275
So sprac: ‘In sleets duvels nameGa naar voetnoot1276aant.
Moete dit strec sijn gheset!
Siet, lieve neve Martinet,Ga naar voetnoot1278
Dit was van huwes vader ghewande.Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Siet hier mijn scade ende mijn scande
Emmermeer voert in allen stonden.Ga naar voetnoot1281
Al ghenase hi van der wonden,
Hi blivet den soeten spele mat.’Ga naar voetnoot1283
Reynaert stont noch doe voer tgat.
1285[regelnummer]
Doe hi dese tale hoerde,
Hi louch dat hem bachten scordeGa naar voetnoot1286
Ende hem crakede die taverne.Ga naar voetnoot1287
Doe sprac hi te sinen scherne:Ga naar voetnoot1288aant.
‘Swijghet, Julocke, soete vrouwe,
| |
[pagina 70]
| |
1290[regelnummer]
Ende laet zijncken desen rauweGa naar voetnoot1290
Ende laet bliven huwen toren!Ga naar voetnoot1291
Wattan, al hevet hu heere verlorenGa naar voetnoot1292
Eenen van den clippelen zinen?Ga naar voetnoot1293
Al te min so sal hi pinen!Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Laet bliven dese tale achtre.Ga naar voetnoot1295
Gheneset de pape, en es gheen lachtreGa naar voetnoot1296-
Dat hi ludet met eere clocken!’
Dus troeste Reynaert vrauwe Julocken,
Die haer arde zeere mesliet.Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Die pape mochte langher nietGa naar voetnoot1300
Ghestaen; hi viel in ommacht.
Doe hiefsene up met haerre crachtGa naar voetnoot1302
Ende drouchene recht te bedde waert.
Hierbinnen keerde ReynaertGa naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Alleene ter herberghen waertGa naar voetnoot1305
Ende liet Tybeert zeere vervaertGa naar voetnoot1306
Ende in zorghen van der doot.Ga naar voetnoot1307
Al was Tybeerts zorghe groet,
Doe hise alle onledich sachGa naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Over dien pape, die daer lach
Ghewont, doe ghinc hi hem pinenGa naar voetnoot1311-
So dat hi metten tanden zineGa naar voetnoot1312
Die pese midden beet ontwee.Ga naar voetnoot1313
| |
[pagina 71]
| |
Doe ne wildi letten nemmeeGa naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Ende spranc weder hute ten gate
Ende dede hem up die rechte strate,Ga naar voetnoot1316
Die tes conincx waert ghelach.Ga naar voetnoot1317
Eer hi daer quam, so waest dach
Ende die zonne begonste rijsen.
1320[regelnummer]
In eens arems ziecs wijsenGa naar voetnoot1320
Quam Tybeert in thof gheronnen,Ga naar voetnoot1321
Die tes papen hadde ghewonnenGa naar voetnoot1322Ga naar voetnoot1322-
Dat hi langhe claghen mach.
Alse die coninc dit versach,
1325[regelnummer]
Dat hi hadde dat hoeghe verloren,Ga naar voetnoot1325
Doe mochte men vreeselike horen
Den coninc dreeghen den dief Reynaert.Ga naar voetnoot1327
Die coninc doe niet langher ne spaert,Ga naar voetnoot1328
Hi ne riep sine baroene te radeGa naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Ende vraechde wat hi best dade
Jeghen Reynaerts overdaet.Ga naar voetnoot1331
Doe wart ghindre menich raetGa naar voetnoot1332
Hoe men Reynaert ter redenen brochte,Ga naar voetnoot1333
Die dese overdaet wrochte.Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Doe sprac Grimbeert die das,
Die Reynaerts broedersone was:Ga naar voetnoot1336
| |
[pagina 72]
| |
‘Ghi heeren, ghi hebt meneghen raet.Ga naar voetnoot1337
Al ware mijn oem noch also quaet,Ga naar voetnoot1338
Sal men vry recht voertdraghen,Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Men salne drie waerven daghen,Ga naar voetnoot1340aant.
Also men doet eenen vryen man.
Ende en comt hi niet dan,
So es hi sculdich alre dincGa naar voetnoot1343-
Daer hi af voer den coninc
1345[regelnummer]
Van desen heeren es beclaghet.’Ga naar voetnoot1345
‘Wie wildi, Grimbeert, dattene daghet?’Ga naar voetnoot1346
Sprac de coninc. ‘Wie es hier
Die sijn hoeghe ofte sijn lier
Wille setten in avontuerenGa naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Omme eene felle creatuere?Ga naar voetnoot1350
Ic wane hier niemene en es so zot.’
Grimbeert sprac: ‘So helpe mi God!
Siet mi hier, ic bem so coene
Dat ic wel dar bestaen te doeneGa naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Dese bodscap, ghebiedijt.’Ga naar voetnoot1355
‘Grimbeert, gaet wech ende zijt
Vroet ende wacht hu jeghen mesval.’Ga naar voetnoot1357
Grimbert sprac: ‘Coninc heere, ic sal.’
|
|