De ned. herv. kerk (XVIII a, na instorting en afbraak der middeleeuwsche) is een, in 1833 hersteld, onbelangrijk gebouw. Tegen deze kerk staat een zware toren (XVI a, onvoltooid) van baksteen met bergsteenen hoek- en negblokken. In den westwand een hoog-opgaande spitsboognis met rijk geprofileerde dagkanten; hierin de door een bergsteenen lijst met hogels gedekte rondbogige ingang, waarboven een, thans dichtgemetseld, venster. Te weerszijden van den ingang overblijfselen van zuiltjes met gebeeldhouwde kapiteelen als dragers van (verdwenen) beelden; hierboven baldakijnen. De steunbeeren zijn gedeeltelijk weggehakt; Aan de oostzijde hebben zij gebeeldhouwde pinakels; hier ook inkassingen van verdwenen muurwerk (van de zijbeuken?). De tweede geleding is versierd met spitsboog nissen (laat-gothische traceeringen). De toren is vlak afgedekt. Traptoren tegen den N.O.-hoek. Inwendig: in den N. en den Z. muur een hooge nis met baksteenen traceeringen en met fries van rondboogjes, gedragen door consoles, op eene waarvan het Lam Gods. Vier kraagsteenen van een kruisribgewelf. Op omstreeks 4½ M boven den grond is, in den Z.-O. hoek een ruimte in den muur uitgespaard voor de berging van archiefstukken. Boven in den toren een klok met het wapen van Ransdorp, in 1620 door Henricus Meurs gegoten. Om het uurwerk een gesneden houten raamwerk met: 1621. De kerk bezit:
Eiken preekstoel (XVII B), oorspronkelijk hangend.
Eiken doophek (XVII b, naar fries XVIII a).
Koperen doopbekkenhouder (XVII).
Drie koperen kronen (XVII).
Vijf grafzerken met rozetten of engelenkopjes in de hoeken (op één: 1628).