Braidotti en Gilroy pleiten voor een ‘transversale uitwisseling’ van ideeën en theorieën: alleen door verschillende concepten en denkfiguren samen te laten klinken, kunnen we vat krijgen op de complexiteit van ons huidige tijdsgewricht. De essays in Conflicting Humanities vinden elkaar in de constatering dat datgene waar Said zich in zijn werk tegen verzet - het eurocentrische denken dat van begrippen als ‘mens’, ‘mensheid’, ‘geschiedenis’, ‘vrijheid’ en ‘democratie’ een exclusief westers privilege maakt - in geen geval in staat is die complexiteit begrijpelijk te maken. Integendeel: het is precies de verknooptheid van eurocentrisme, antropocentrisme en verondersteld universalisme die de ecologische catastrofe, racisme, seksisme en de ontheemding van grote delen van de mensheid heeft veroorzaakt. In haar bijdrage stelt Rosi Braidotti zich de vraag die in feite de leidende vraag van de stukken in de bundel is: wat voor denken dient zich aan voorbij de grenzen van de westerse zelfrepresentatie en zelf-idealisering? Wat voor soort denken is mogelijk als we de knoop tussen eurocentrisme, antropocentrisme en humanisme ontwarren?
De grote verdienste van de bundel is dat het precies de samenhang toont tussen de brandende thema's van nu: we kunnen niet over ecologie denken zonder ons westerse mensbeeld bij te stellen en andere epistemologieën (andere opvattingen over de relatie tussen mens en aarde) toe te laten. De (bio)technologie heeft dramatische gevolgen voor onze opvattingen over identiteit, en de vluchtelingencrisis of het Palestijns-Israëlisch conflict dwingen ons anders te denken over de betekenis van culturele identiteit, de (natie)staat en onze relatie tot anderen. Braidotti en veel van de andere bijdragen aan de bundel maken overtuigend duidelijk dat al deze vraagstukken diepgaande gevolgen hebben voor de menswetenschappen. Globalisering, het Antropoceen, biotechnologie: deze ontwikkelingen dwingen de menswetenschappen om hun grondslagen, die nog altijd Europees/westers, antropocentrisch en humanistisch zijn, radicaal te herzien. De taak van de menswetenschappen, volgens Braidotti en Gilroy, is het openen van de mogelijkheid naar een nieuwe, ‘posthumanistische kosmo-politiek’, zoals de menswetenschappen in de afgelopen eeuwen steun en toeverlaat zijn geweest van de westerse, koloniale en burgerlijke politiek, onder de noemer van een verondersteld universeel humanisme. Dit vraagt om een grondige herziening van de rol van de universiteit, het onderwijs en wat wij verstaan onder ‘kritiek’. De auteurs uit de bundel laten nadrukkelijk zien dat een eurocentrische, nationalistische opvatting van de rol van de academische wereld in geen geval is opgewassen tegen de uitdagingen van globalisering, klimaatverandering, technologische ‘disruptie’ en de ongekende mobiliteit van mensen uit de niet-westerse wereld.
Gayatri Chakravorty Spivaks essay uit de bundel stelt zich de vraag: wat is de pedagogische missie van de menswetenschappen vandaag? Enerzijds zien we hoe, door de globalisering en veranderende geopolitieke verhoudingen, het Europese/westerse zelfbeeld steeds verder afbrokkelt, en daarmee de kern van de menswetenschappen. Anderzijds staan diezelfde menswetenschappen steeds vaker en in steeds hogere mate onder druk: overheidsfinanciering gaat bij voorkeur naar de STEM-disciplines, en het neoliberale ‘rendementsdenken’ heeft de menswetenschappen bij voorbaat als